Alles is relatief?

Het was vroeger een beroemde uitspraak van mijn moeder: het gaat wel weer over, voor je een jongetje bent. Nu bedoelde zij niet dat ik twijfelde over mijn genderidentiteit, maar gewoon dat ik niet moest zeuren. Alles is relatief, en mijn ellende (gestoten teen, ruzie op school, ziek in bed) was een tijdelijk ongemak dat ik niet erger moest maken dan het was.

Alles is relatief was later voor mij een soort scheldwoord. Als socioloog in opleiding heb je weinig studierichtingen om op af te geven, maar gelukkig hadden we de antropologie. Een studie met als motto (zo vonden wij als alwetende 20 jarigen) dat alles relatief is en je dus nergens een oordeel over mocht of hoefde te hebben. 

Ondertussen ben ik ouder, en mildheid schijnt met de jaren te komen. Steeds meer voelt de uitspraak dat alles relatief is, als een fijn zittende jas waar ik me wel in thuisvoel. Dat gevoel kwam pas echt nadat ik naar aanleiding van Hans Bouteliers boek ‘het seculiere experiment’ tot een aanpassing kwam van de kreet. In plaats van relatief, is alles relationeel. Waarheid is niet totaal dood, maar wel zeer afhankelijk van de relationele context, van de groep waarin hij zich bevindt. Een uitspraak waar een socioloog wat mee kan: waarheid maak je samen!

Het grappige is, dat ik naast steeds milder en meer relatief/relationeel, ik ook steeds moralistischer lijk te worden. Ik vraag me wel eens af hoe dat mogelijk is. Bestaat dat? Een relatieve moralist? Een moraalridder die waarden en normen vanuit verschillende gezichtpunten wil bekijken? Het is een grappige tegenstelling, die ik vaker tegenkom, met name in de wetenschap: een Jan Rotmans die overduidelijk – en vanuit wetenschappelijk zeer deugdelijke waarden en normen – strijdt voor een goed klimaatbeleid. Een Jonathan Haidt die aan de ene kant zo mooi beschrijft dat onze waarden en normen zodanig overlappende elementen kennen, dat er van ‘goed’ of ‘fout’ geen sprake kan zijn (in The Righteous Mind), maar die tegelijkertijd op de barricades klimt tegen overbescherming van de jeugd en tegen social media (in The coddling of the American mind). 

de activistische wetenschapper (foto uit Trouw)

In een podcast zei Jonathan Haidt het heel mooi: we spelen verschillende spelletjes in deze maatschappij. Aan de ene kant heb je het ‘waarheid spel’ dat wetenschappers spelen. Hierbij is twijfel hebben en kritisch zijn een onmisbaar element. Alles is relatief of relationeel, en iets is slechts waar tot het tegendeel bewezen is. Aan de andere kant spelen we het ‘gelijkkrijg spel’. Hier willen we geen waarheid vinden, maar de wereld veranderen. Om dat voor elkaar te krijgen moeten we juist niet twijfelen en kritiek delen, maar enthousiasmeren (of bang maken) en overtuigen. 

Ik probeer – zo merk ik steeds vaker – deze twee spelletjes tegelijk te spelen. Of liever gezegd: ik probeer het ene spelletje (het waarheid spel) te verkopen met het tweede spel (het gelijkkrijg spel). Ik sta op de barricades om de morele superioriteit van twijfel te bevechten. Om je te vertellen dat je leven beter wordt, waarachtiger, als je je eigen premissen onderzoekt en bekritiseert. Als je je afvraagt waarom je eigenlijk doet, wat je doet en vindt, wat je vindt.

Ik ben dus een relatieve moralist. Wellicht een contradictio in terminis, maar toch: het voelt goed om zeker te weten, dat ik wil twijfelen.

Resistance is Futile

Zijn jullie trekkies? Nee? In de serie Star Trek zijn de Borg beruchte vijanden van de Federatie van Verenigde Planeten. Ergens ver in de toekomst, wanneer wij al onze binnen-planeet ruzies hebben bijgelegd, zijn zij de nieuwe externe vijand. De Borg zijn een super efficiënt ras, dat onderlinge meningsverschillen op een heel bijzondere manier oplost: ieder nieuw ‘lid’ van de groep wordt volledig geassimileerd en kan niet meer zelfstandig denken. De groep en haar voortbestaan is bij de Borg letterlijk altijd belangrijker dan het individuele belang.

De afgelopen weken betoog ik steeds vaker dat wij als mensen ook stiekem een soort Borg zijn. Onze default oplossing voor problemen? Vorm een groep en geef ze een gezamenlijk doel. Ik doe het zelf ook. Ik geef al jaren les in samenwerken. Wijkteams, managers en beroepsgroepen komen bij mij in de schoolbanken en krijgen les in het beter samenwerken met anderen. Wat ik ze eigenlijk leer, is assimileren. Zoek een hoger doel waar jullie het allemaal over eens zijn, wees samen sterk tegen je externe vijand en vooral: handel niet al te solistisch, maar voel je deel van de groep. Groepsbelang voor alles, verpakt als motto waar niemand ooit tegen kan zijn: ‘Ieder kind telt’ of ‘Geen jongere dakloos’.

Het beroemdste motto voor groepsvorming

Eigenlijk speel ik daarmee als ‘samenwerkingsexpert’ behoorlijk vals. Want wat is nou het allermoeilijkst aan samenwerken? Samenwerken met mensen die het NIET met je eens zijn. Samenwerken met mensen die andere doelen hebben, andere belangen. Die de wereld anders zien dan jij hem ziet. En met beroemde trucjes uit de sociologie en de psychologie omzeil ik deze moeilijkheden. Zijn de belangen niet gelijk? Zoek daar waar ze wel overlappen. Is iemands belang tegenstrijdig aan het jouwe? Zoek een wederzijds belangrijk contact met een tussenliggend belang en sluit een bredere samenwerking af. Alle trucjes die ik aanleer zijn gericht op één simpel principe uit de sociologie: mensen zijn ongelofelijk goed in het vormen van groepen, en ongelofelijk loyaal aan eenmaal gevormde groepen waar ze onderdeel van zijn.

Deze manier van samenwerken werkte tot nog toe in de praktijk best heel goed. Wel is het zo dat je mensen die je buiten je groep plaatst, tot vijanden maakt: zij die er (nog) niet bij horen. Maar dat is een acceptabele kostenpost in een redelijk stabiele omgeving, waar je je vijanden en je vrienden slim kan kiezen. Waar relaties redelijk constant en duurzaam hetzelfde zijn. 

Anno 2019 zijn we echter hard op weg naar de netwerksamenleving: een samenleving met steeds bredere, vluchtigere, veranderlijke samenwerkingsverbanden. Samenwerken moet steeds vaker met ad-hoc partijen, met wisselende partners, in gelegenheids-coöperaties. Niet voor niets zuchten wijkteamleden die ik train steeds vaker: heb ik eindelijk een goede relatie opgebouwd met die-of-die, verandert de functie, de persoon, of de werkrelatie weer. Wat nu stabiele relaties?

In deze nieuwe constellatie hebben we nieuwe manieren van samenwerken nodig. Manieren die robuust blijven werken, ook wanneer je geen gedeeld doel hebt. Die samenwerking mogelijk maken tussen mensen met verschillende standpunten en belangen. Die niet voornamelijk gebaseerd zijn op de mechanismen van groepsvorming. Maar die ook niet teruggrijpen alleen op de mechanismen van economisch onderhandelen: terug naar kaarten-op-de-borst, ‘I win so you lose’, zero-sum onderhandelingen. Want dat is nu alles wat we lijken te hebben als het vormen van een groep niet lukt: wantrouwen, een afrekencultuur en het proberen te ‘winnen’. 

Er moet toch iets tussenin zitten? Iets tussen ‘we zijn vriendjes’ en ‘ik ben een rat’? Iets tussen trouwen en een one night stand? Een lat-relatie ofzo?

Dat is waar ik de laatste tijd naar op zoek ben: wat zijn de mechanismen van samenwerken in een netwerksamenleving? Hoe komen we tot een eerlijk en open gesprek over belangen en gezichtspunten, zonder dat we het perse eens te hoeven worden? Hoe komen we voorbij aan de polarisatie die we nu zien bij bijvoorbeeld het Klimaatdebat? Hoe maken we goede procesafspraken om de grote dilemma’s van onze tijd, waar we elkaar echt voor nodig hebben maar waarbij we ook weten dat we het nooit eens zullen worden, toch goed aan te pakken?

Een definitief antwoord heb ik nog niet, maar volgens mij moeten we dat antwoord samen gaan bouwen. Een start heb ik al wel: mildheid en twijfel. Woorden die tegenwoordig als ‘soft’ en ‘naïef’ geclassificeerd worden, maar die dat volgens mij niet zijn. Eerder ‘krachtig’ en ‘oplossend’. 

Twijfel is zo ontzettend belangrijk bij het samenwerken in een netwerksamenleving. Als we iets meer twijfelen aan de juistheid van onze eigen opvattingen, als we iets meer ruimte laten in ons hoofd en hart voor andere gezichtspunten, bieden we onszelf ruimte om flexibeler naar oplossingen te zoeken. En die mildheid? Die bedoel ik niet alleen naar de mening van anderen. Hoe essentieel het ook is om milder te zijn naar anderen, begint de mildheid bij jezelf: sta jezelf toe om het niet zeker te weten. Om niet altijd gelijk te hebben. Om het niet altijd juist te zien. We zijn niet perfect, en dat is normaal en logisch. Want om met een oud filmpje van Arthur Kruisman en Patrick Donath te spreken: Doen is de beste manier van denken, en fouten maken moet!

Still uit het filmpje