Power to the people

In Amerika is afgelopen maand naar buiten gekomen hoe oneerlijk de selectie bij de prestigieuze universiteiten soms is: beroemde en rijke mensen die gebouwen gekocht hebben voor de universiteit, waarna kindlief toegelaten werd. Dit soort schandalen maken niet alleen duidelijk in hoeverre rijkdom corrumpeert, ze geven ook een signaal naar mensen die niet in staat zijn een plaats op een universiteit te kopen: er bestaan andere regels voor mensen die rijk en machtig zijn.

En dat is een probleem. Niet alleen vanwege de corruptie trouwens. In dit artikel in de New York Times wordt heel helder uiteen gezet waarom het selectieproces van de prestigieuze universiteiten ook zonder de corruptie al een probleem is. Om op zo’n universiteit te komen, moet een student aan zoveel eisen voldoen, dat vaak een groot deel van de schooltijd en energie wordt ingezet voor ‘curriculum-bouwen’. Scholieren en hun ouders werken jarenlang aan activiteiten, cijfers en CV’s die leiden tot een grotere kans tot acceptatie. Dat ook hier weer met name de welvarendere mensen grotere kansen hebben om daadwerkelijk al deze activiteiten te kunnen uitvoeren, spreekt voor zich. Maar een nog groter probleem is misschien wel de gigantische vernauwing van het blikveld van deze scholieren. Hun zelfwaarde, persoonlijke ontwikkeling en hun kindertijd geheel in dienst van aanname op een goede universiteit. Het is om verdrietig van te worden.

Wapenschilden van acht van de meest prestigieuze ‘Ivy League’ Universiteiten in Amerika

In Nederland kennen we dit soort selectieprocessen niet. Hoewel; mijn buurjongen is dit jaar aangenomen bij een studentenvereniging en om nu te zeggen dat hij een redelijk en weldoordacht selectieproces moest doormaken… Ook hier hebben we er blijkbaar veel voor over om te horen bij een select gezelschap. En ook hier vernauwt het onze blik op wat een succesvolle studie- en werktijd is.

En ook in Nederland kennen we het signaal dat er andere regels gelden voor rijke en machtige mensen. Neem de onvrede rondom het klimaatakkoord, waar bedrijven (die duidelijk meer energie gebruiken dan huishoudens, zie infographic hieronder) buiten de maatregelen gehouden leken te worden. De onvrede in het land was stevig voelbaar, en ook zichtbaar in de laatste verkiezingsuitslagen (waarbij ik niet wil stellen dat de verkiezingsuitslagen een direct gevolg zijn van het klimaatakkoord, er speelt natuurlijk veel meer).

In een boek dat ik recent las, ‘Hillbilly Elegy’ van J.D. Vance, wordt heel mooi beschreven wat er zo erg is aan het beeld dat er andere regels bestaan voor rijke en machtige inwoners. Het probleem is niet zozeer dat zij – de rijken en machtigen – makkelijker en vaker hun zin krijgen. Het probleem is veel meer dat de niet-rijken en niet-machtigen het gevoel krijgen dat het er niet meer toe doet, wat zij ook doen of beslissen. Een systeem waarin het voor de ene groep makkelijker is om vooruit te komen, houdt ook in, dat er een groep is waarvoor dit veel moeilijker is. Voor die groep wordt eigen inzet en slimme keuzes maken op een hele nare manier losgekoppeld van succes hebben. En als dat eenmaal losgekoppeld is, waarom zou je je dan nog inzetten?

Aangeleerde hulpeloosheid, noemen ze dat wel in de hulpverlening. Mooie term, maar een minder mooi verschijnsel. Want als je niet meer denkt dat je gedrag er toe doet, dan wordt de wereld wel een hele troosteloze en vijandige plek. Als je voor je gevoel geen eigenaar meer bent van je eigen lot, kun je je enorm machteloos voelen. In Hillbilly Elegy beschrijft Vance het gevolg van deze machteloosheid: lethargie, externalisering van het eigen ongeluk (het is dan altijd iemand anders’ schuld) en vooral heel veel minder kansen en mogelijkheden. Een vicieuze cirkel van onmacht die leidt tot een negatieve spiraal van levenskansen.

In dat licht ben ik ontzettend blij met de uitslag van de laatste verkiezingen. Want er zijn nog nooit zoveel mensen gaan stemmen bij provinciale verkiezingen. Mensen die hun lot in eigen handen nemen, die zich niet zo machteloos voelen dat ze denken dat het allemaal toch niet meer uitmaakt. Die verandering willen en daar zelf actie voor ondernemen. Mijn hoop is dat deze mensen zich de komende periode serieus genomen voelen door hun gekozen vertegenwoordigers. Zodat ze merken dat ze inderdaad niet machteloos zijn, en dat hun beslissingen absoluut invloedrijk zijn. 

En is het dan te veel gevraagd om te hopen dat we nu ook klaar zijn met het elkaar klein maken en de schuld geven? Dat we deze verkiezingsuitslag zien als het laatste duwtje in de rug om echt naar elkaar te gaan luisteren en elkaar serieus te gaan nemen? Iedereen – van klimaatspijbelaar tot geel hesje, van vrouw tot buitenlander – verdient dit respect. 

Binnenste buiten: Emoties zijn de ware helden

Tot nog toe heb ik emoties vooral weergegeven als irritante en onlogische instincten die we maar beter kunnen onderdrukken. Logisch redeneren als basis voor een betere samenleving. Voor trekkies en andere nerds onder ons: leef als Spock, dan komt het allemaal goed.

Spock en Data, twee personages uit de TV-serie Star Trek.

Maar is dat zo? Star Trek had naast Spock ook Data, de robot die de hele serie op zoek bleef naar gevoel en emotie. En ik heb het nooit geteld, maar ik denk dat de afleveringen waarin Spock met zijn logische redenering de plank volledig misslaat, net zo veelvuldig zijn, als de afleveringen waarin Spock met zijn logica de zaak redt. Emoties zijn verdraaid lastig, dat is zeker, maar alleen met logica komen we er ook niet. En, wellicht wel nog vervelender: de wereld lijkt er een veel saaiere plek van te worden.

Wetenschappers houden zich al lang bezig met de rol van emoties. Een beroemde naam in deze wetenschap is Phineas Gage. Niet omdat hij een beroemde wetenschapper is, maar omdat hij in de 19eeeuw in Amerika werkte aan de bouw van de spoorwegen, en hij bij een ongeluk een ijzeren staaf door zijn hoofd kreeg. Wonderbaarlijk genoeg verloor hij wel het zicht aan zijn linker oog, maar leek hij verder helemaal te herstellen: hij kon nog redeneren, praten en lopen.

Een originele Daguerreotype foto van Phineas Gage die een ijzeren staf vasthoudt.

Maar: hij was wel veranderd. Hij was bozer, vloekte meer, was veel minder sociaal aangepast. Zijn karakter was onder invloed van het ongeluk aangetast. Over de eeuwen heen zijn wetenschappers druk geweest met de implicaties van Gage’s gedragsverandering. Omdat er zo weinig concrete data bekend is over Gage en over de schade, wordt hij wel gezien als de ‘Rorschach-vlek’ van vroeg hersenonderzoek: op basis van de beschrijvingen van zijn gedrag kon en kan bijna iedere hersentheorie wel verklaard worden. Zo stelden sommigen op basis van het bewijs van Gage’s herstel, dat hersenen geen specifieke onderdelen hebben en dus kunnen compenseren voor uitval. Anderen stelden juist dat aan de voorkant van je hersenen (waar de schade was) je emotionele reacties geregeld werden. Ook zij zagen bewijs in Phineas Gage, vooral door de veranderingen in zijn sociale reacties.

Een inktvlek, onderdeel van de beroemde en beruchte ‘Rorschach test’

Ondanks het feit dat je op basis van de casus weinig kunt bewijzen, is Gage van grote invloed geweest op de ontwikkelingen in het hersenonderzoek. Twee eeuwen na zijn dood heeft zijn leven bijvoorbeeld Joshua Greene geïnspireerd om onderzoek te gaan doen naar de invloed van verschillende hersenreacties op morele vraagstukken. Kennen jullie het Trolley probleem nog? Een van de meest beroemde fictieve vraagstukken uit de filosofie. Volg de link voor alle informatie als het is weggezakt, maar kortweg komt het trolleyprobleem in al haar facetten hier op neer: in hoeverre en onder welke omstandigheden is het veroorloofd om een klein aantal mensen schade aan te brengen, om schade aan meer mensen te voorkomen.

Zou je de wissel omzetten? En zou je de dikke man van de brug duwen?

Joshua Greene is de verschillende Trolley problemen gaan voorleggen aan mensen mét en zonder hersenaandoeningen. Mensen die een hersenaandoening hebben die effect heeft op je emotionele reacties (en die schade hebben in de hersenonderdelen die deze emotionele reacties lijken te reguleren) , blijken veel vaker akkoord te gaan met het opofferen van een kleine groep mensen, om een grotere groep te redden, dan mensen met een normale hersenwerking. Het gaat te ver om hier de wetenschap helemaal uit te leggen, maar het komt er kort gezegd op neer dat we volgens Greene in onze hersenen methodes hebben om heel snel beslissingen te maken (emoties) en om langzamere logische beslissingen te maken (ratio). 

Om te voorkomen dat we mensen van een brug afduwen, als onze rationele afweging is dat de baten daarvan opwegen tegen de kosten, hebben we emoties nodig. En niet alleen omdat onze emoties de ‘beschermers’ zijn van een aantal essentiële afspraken die het ons mogelijk maken om samen te leven (moord is slecht, delen is goed). Ook simpelweg omdat het te veel tijd kost om bij iedere beslissing alleen te vertrouwen op je rationele brein. Probeer maar eens een volledige afweging te maken van de beste reactie, als op de snelweg voor je opeens een file ontstaat: het lukt je niet op tijd. Je schrikreactie is de enige manier waarop je snel genoeg je lijf iets kan laten doen. Zonder onze emoties, zouden we een gevaar zijn in het verkeer.

Emoties, zo stelt Greene, zijn unieke en zeer waardevolle ‘waarschuwingsborden’ in onze hersenen. We moeten ze niet opzij zetten als onzinnige irrationele gevoelens, we moeten ze zeer serieus nemen. Zonder onze emoties zouden we geen goede beslissingen kunnen nemen en zouden we als samenleving het een heel stuk moeilijker hebben. Liefde, groepsidentiteit, solidariteit en empathie: het zijn essentiële manieren om een volwaardige samenleving te reguleren.

To be, or not to be.

De eerste strofe tekst die ik echt uit mijn hoofd leerde. Vanwege de mooie woorden, die op dat moment nog niet zoveel betekenden voor me. Het klonk gewoon zo vreselijk mooi: 

Whether ’tis nobler in the mind to suffer
The slings and arrows of outrageous fortune,
Or to take arms against a sea of troubles,
And by opposing, end them.

Hamlet twijfelt hier. Moet hij doorleven, of zelfmoord plegen? Hij twijfelt zeer rationeel: in een lange monoloog gaat hij stelselmatig voor- en nadelen af van de dood. Ik hou van Hamlet. Ik hou van zijn twijfel, van zijn bereidheid (al dan niet uit vrije wil) om altijd zaken van meerdere kanten te bekijken. Wreek ik mijn vader, die toch ook geen lieverdje was? Is moord een goed antwoord op moord? Deze twijfel maakt van Hamlet een bijzondere ‘held’ uit een verhaal. Hij is niet (nou ja, soms opeens maar meestal niet) van de impulsieve actie. Hij is geen superheld, hij is gewoon een prins die niet weet wat hij moet doen.

De tegenstelling tussen ratio en emotie, tussen ‘impulsief handelen’ en ‘rustig contempleren’ geeft woorden aan hoe we nadenken over emoties en rede. Onze emoties geven kleur aan het leven. Vroege filosofen als John Stuart Mill stelden dat genot ons hoogst haalbare goed is. Maximaliseren van het genot is volgens Mill een goede grondregel om een samenleving op in te stellen. Sinds Mill zijn we hier wel een beetje van teruggekomen: de hele Verlichting is te zien als een poging van filosofen en wetenschappers om rede en denken op te leggen als grondvesten van de samenleving. Zoals Descartes zegt: Cogita ergo Sum: ik denk dus ik besta.

Twijfel en denken, machtige wapens volgens Rene Descartes

De wedstrijd tussen emotie en rede is er eentje van alle eeuwen en hij is nog lang niet beslecht. Zeker niet nu neurologen en pshychologen als Joshua Greene en Jonathan Haidt het onderscheid tussen emotie en rede steeds meer ter discussie stellen. Steeds vaker wordt emotie gezien als een andere vorm van denken (zie ook vorige blog). Het verschil tussen emotie en rede zit dan ook niet – zo stellen zij – in de plaats in je lijf waar het gemaakt wordt, maar in de snelheid waarmee ze werken en de energie die ze kosten om te produceren. Emotie is snel en goedkoop, denken is traag en duur. Emoties zijn onze geautomatiseerde denkpatronen. Niet minder of meer rationeel vaak dan de trage, kostbare gedachten die we rede noemen. Maar wel automatisch, snel en dus inflexibel. En om die reden zijn er nog steeds mensen die ons graag van onze emotionele reacties afhouden. Immers: ze zijn niet zo stuurbaar! Ik voel vaak al, voordat ik weet dat ik voel. 

Hoe om te gaan met zulke snelle en inflexibele patronen in ons hoofd? Volgens Ruben Mersch (Oogklepdenken, Van mening verschillen, Waarom iedereen altijd gelijk heeft) en Joshua Greene (Moral tribes), moeten we de automatische setting voorbij, willen we de problemen van de huidige samenleving kunnen overbruggen. We moeten onze emoties zien en gebruiken, maar er niet blind op varen. We moeten – zo stellen ze beiden in andere woorden – onze ingebouwde automatische setting ontregelen. We moeten onze eigen ingebouwde patronen aan de kaak stellen, en ter discussie stellen. Dat  kunnen we niet zelf, want onze emoties zitten ons in de weg. Maar gelukkig voor ons, zijn we niet alleen. Dus roepen ze op tot een ‘community roast’: we moeten toe naar een samenleving waarin we elkaars ideeën bekritiseren. Want we mogen dan niet goed zijn in het herkennen van ‘de balk in ons eigen oog’, we zijn allemaal prima in staat om ‘de splinter in het oog van de ander’ te zien en te benoemen.

Ik moet eerlijk zeggen, ik weet het nog niet. Ik heb met veel plezier de boeken van Mersch en Greene gelezen en word er vrolijk van dat ze niet alleen een analyse geven van hoe lastig het is, maar ook een actieplan presenteren om het beter te maken. Maar tegelijkertijd: hoe laat ik mijn diepste overtuigingen ‘roasten’? Hoe vind ik een veilige ruimte, vooral in mijzelf, om mijn waarheid ter discussie te stellen? Wie mag dat doen? Wie niet? Voordat ik mij openstel om mijn diepste overtuigingen aan te bieden voor een stevige fileerpartij, heb ik nog wel een weg te gaan. 

Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Ik ben tegen de doodstraf. Ik voel dit standpunt, deze overtuiging, tot in het diepst van mijn botten. Ik kan je een heel rationeel verhaal vertellen over waarom ik het standpunt heb. Iets met type 1 en type 2 fouten enzo. Het is een mooi, wetenschappelijk klinkend en rationeel verhaal. Helaas is het tegelijkertijd totale onzin. Want zelfs als jij al mijn argumenten onderuit zou kunnen halen in een goed gesprek, zou ik tegen je zeggen: maar ik vind het doden van een ander mensen gewoon fout. Dit is een emotionele reactie, een automatische rem in mijn lijf op het schaden van anderen. Zelfs als ik weet dat deze automatische setting van mijn emoties me op onredelijke gronden probeert weg te houden van een redelijk gesprek over het onderwerp doodstraf, helpt dat niet: mijn lijf blokkeert en ik denk in het diepst van mijn hart: en toch is het fout en slecht.

Volgens Greene en Mersch zijn er methoden om deze emotionele reactie voorbij te komen. Feiten, wetenschap, nieuwsgierigheid en de acceptatie van twijfel zijn daarbij belangrijk. Ik hoop dat ze gelijk hebben. Tegelijkertijd twijfel ik (of twijfelen in ieder geval mijn automatische blokkades, mijn emoties). En om die reden ga ik volgende week proberen te beargumenteren waarom we onze emoties helemaal niet voorbij moeten proberen te komen, omdat ze onze beste raadgever zijn 🙂

A sentimental journey

‘Nou, jij draagt ook je hart op je tong! Jij bent echt een gevoelsmens zeg!’ Dit soort opmerkingen hoor ik vaak. De woorden ‘te veel’ zeggen ze er niet bij, maar dat denken ze soms wel. 

Emoties tonen wordt vaak gezien als een zwaktebod. Zeker in een professionele setting. Tegelijkertijd is de stelling te verdedigen dat ‘gelukkig zijn’ een van de alles overkoepelende menselijke ambities is. Een gelukkig leven leiden, dat wil iedereen wel. Hoe kan het dat we op emoties aan de ene kant zo neerkijken, terwijl we er aan de andere kant een groot deel van ons leven aan wijden om ze na te streven?

In mijn komende blog wil ik drie vragen beantwoorden die hier mee te maken hebben:

  1. Wat zijn emoties?
  2. Zijn emoties slechter dan rede? Of is het juist andersom?
  3. Hoe laten we emotie en rede goed samenwerken?

Voor vandaag: wat zijn emoties eigenlijk? Want hoewel we allemaal een gevoel hebben bij het woord (haha), is het nog niet zo makkelijk om te definiëren wat een emotie is. Sommigen zeggen dat emoties uit je hart komen, of uit je onderbuik. Anderen stellen (al dan niet cynisch) dat al ons gedrag, dus ook ons emoties, wordt aangestuurd door onze hersenen. Emoties zijn dus eigenlijk hetzelfde als rede, maar dan op de automatische piloot.

Toch is dat niet het hele antwoord, want die automatische piloot in mijn hoofd zorgt ook dat ik blijf ademen. En dat ik slik, knipper en allemaal andere automatische functies blijf uitvoeren. Onzichtbaar, onmerkbaar, maar ook – zo merken we als iets het even niet meer doet – onmisbaar. Maar hoe onmisbaar ook, die automatische functies van ons hoofd zijn geen emoties, terwijl we wel kunnen stellen dat emoties automatische functies zijn van ons hoofd. Wat maakt emoties dan speciaal en anders?

De beste definitie is (volgens Joshua Green in het boek Moral Tribes): emoties zijn automatische functies die ons tot actie aansporen. Klinkt nog steeds bijzonder klinisch en weinig ‘emotioneel’ he? Maar als je er even op kauwt, lijkt het een eind in de goede richting te komen. Neem nu angst. Een emotie die onmiddellijk oproept tot een ‘vlucht of verstijf’ actie. Of verliefdheid. Of woede. Allemaal automatische functies van ons brein, en ze roepen allemaal in meer of mindere mate op tot actie.

De combinatie van automatische functie en actie wordt goed zichtbaar als je ziet hoe ons lijf reageert op een aantal emoties. Zie deze still uit de course ‘Empathy and Emotional Intelligence at Work‘ van BerkleyX (via EdX).

Emoties zijn automatische functies van onze hersenen die tot actie oproepen. Maar waarom? Hoe komt het dat we ze hebben? Hebben ze een doel? Of hadden ze in ieder geval een helder doel toen we ze bedacht hebben? Volgens Joshua Greene, de bedenker van de hierboven genoemde definitie, hebben emoties een zeer duidelijk doel: ze faciliteren de overgang van ‘ik’ naar ‘wij’. De mens is als soort uniek in zijn capaciteit tot samenwerken. Wij kunnen als soort de ‘tragedy of the commons’ – een klassiek dilemma uit de sociologie – overkomen. Dat kunnen andere diersoorten niet of veel slechter.

Wat is de ‘tragedy of the commons’ dan, en hoe helpen emoties daarbij? De tragedy is een klassieke samenwerkingscasus: in een dorp is een groot weiland. Daar kunnen koeien gehouden worden. Iedere bewoner mag daar zijn of haar koeien laten grazen, het weiland is een gemeenschappelijk stuk land. Hoe zorgt het dorp ervoor dat het veld niet te vol komt met koeien en al het gras opgegeten wordt? 

Deze tragedy is een belangrijke basis voor veel samenwerkingstheorieën. De rol van emoties bij al deze theorieën is volgens Greene dat emoties een hele snelle manier zijn om de regels van de samenwerkingstheorieën uit te voeren. Denk aan angst of woede als je een vreemdeling ziet, die zijn koe uitlaat op jullie terrein. Denk aan de genegenheid die je als gemeenschap opbouwt, waardoor je sneller geneigd bent om als individu niet stiekem te veel koeien op het weiland te gaan houden. Emoties zijn hele snelle en effectieve manieren om een groep samen te laten werken.

Wat nu het lastige is van die emoties, is dat om dat te doen, ze een enorme voorkeur hebben voor ‘wij’. Dat wil zeggen: we lezen emoties veel makkelijker bij mensen die op ons lijken, dan bij mensen die niet op ons lijken. Sterker nog: onze ‘alerte’ emoties (achterdocht, wantrouwen) worden sneller getriggerd door mensen met kenmerken waarmee ze zich zichtbaar onderscheiden van de groep waar we bij horen. Denk aan mensen met een voetbaltenue van de ‘tegenstander’. Of denk aan hoe alert je bent als je ‘s avonds op straat bij het rondje met de hond iemand tegenkomt die je niet herkent, tegenover hoe je je voelt als je de buurman tegenkomt. Deze reacties, deze emoties, gaan instinctief en automatisch. Om een ‘wij’ te creëren, groepsgevoel te maken, hadden onze emoties een ‘zij’ nodig. Een tegenpartij. Een antagonist.

De vraag is wat de implicatie is van deze uitgebreide definitie van emoties. Zijn emoties onze redding of onze ondergang? Zijn ze datgene wat ons tot goede samenwerkende mensen maakt of maken ze wantrouwende racisten van ons? Moeten we onze emoties onderdrukken ten faveure van onze ratio? Of moeten we onze instincten juist omarmen?

Volgende blog ga ik dieper in op deze vervolgvragen.