It’s the most wonderful time of the year

De tijd van het jaar is aangebroken, dat mijn onderzoek ‘hoe verander ik van mening’ voor velen van ons extra actueel wordt. Eind vorige week zaten Amerikanen met elkaar rond de eettafel met Thanksgiving. Sinterklaas is weer in het land. En voor we het weten zitten we te gourmetten met kerst. Hoe houden we al die etentjes gezellig, zonder het echt alleen maar over het weer te hebben?

‘Family toasting at Thanksgiving meal’, uit een artikel van de Huffington Post over de gevreesde discussies aan de thanksgiving-tafel.

Het is een vraag die mij bezig houdt deze dagen. Als heuze ‘meningveranderings’ onderzoeker, wordt mij de laatste tijd steeds vaker gevraagd of ik geen tips en trucs heb. Kom op Marian, heb je nog geen oplossing? Hoe laat ik mijn schoonfamilie zien dat het klimaat echt opwarmt? Hoe maak ik duidelijk aan mijn zus dat Zwarte Piet echt een mooie traditie is die behouden moet blijven? Hoe praat ik nog over het pensioenstelsel, Brexit of Noord Korea?

Ik moet eerlijk zijn, ik weet het nog niet. Ik vind het zelf net zo eng als jullie allemaal. Eerlijk gezegd was mijn vorige blog – die over mijn mening over zwarte piet – een van de spannendste om ooit te plaatsen. Negeren is beter dan ruzie en ellende toch?

Gelukkig heb ik het blog toch geplaatst. En merkte ik dat ik er geen ruzie om kreeg. Alleen maar meer begrip en minder taboe. Sinds het blog, heb ik het over controversiële onderwerpen gehad op professionele meet ups, in de trein met toevallige medereizigers en zelfs – o engste aller enge omgevingen – op een verjaardagsfeestje.

Mijn ervaring? Het kan gewoon, ook al is het spannend. Ik vond het verjaardagsfeestje daarin het meest bijzonder. Ik werd echt oprecht nieuwsgierig bevraagd naar de achterliggende opvattingen en gevoelens rondom mijn mening over zwarte piet. Gewoon, tijdens de taart en net na de cadeautjes.

We werden het over belangrijke punten niet eens op dat feestje. We hebben geen ‘common ground’ kunnen vinden over of zwarte piet nu echt racistisch is, en vooral over hoe je dat dan vaststelt, dat iets racistisch is. Is iets racistisch als iemand zich gediscrimineerd voelt vanwege ras? Of als het racistisch bedoeld is? En wat als daar verschil tussen zit? Wiens gevoel telt dan zwaarder?

Maar we hebben wel hele mooie gesprekken gehad. Bijvoorbeeld over wat een democratie eigenlijk is. Is een democratie ‘de meerderheid beslist’, of is er meer? In hoeverre is afwijkend zijn een grondrecht? Hoeveel ruimte moet een afwijkende mening hebben in een democratie? Hoever moet het recht op demonstratie beschermd worden? Wanneer moet een demonstratie echt niet kunnen? En waarom vinden we dat recht eigenlijk zo wezenlijk, ook als het lastig is?

We hebben samen geproefd aan grootse filosofische onderwerpen. Hoe erg vinden we het als niet iedereen gelijk behandeld wordt? Is discriminatie onder alle omstandigheden onvergefelijk? En zo ja, waar eindigt het dan? Kan dat eigenlijk wel, een wereld zonder discriminatie? Zetten we dan niet alles vast in angst om iets fout te doen?

En hoe zit dat eigenlijk met de rechten van het kind? Hoever moeten we gaan om die te beschermen? Wat zijn de absolute grenzen waar we niet overheen moeten gaan? We hebben allemaal regels over wat een kind op TV mag zien, hoe gaan we daarmee om in ‘het echte leven’?

Al met al was het een bijzondere verjaardag. Die me hoop geeft voor de gourmettafel straks met kerst. Want het kan dus wel, van mening verschillen, oprecht geïnteresseerd zijn in de mening van de ander en tevreden het gesprek afronden, zonder dat er iemand overtuigd is. Omdat je zelf meer geleerd hebt. En de ander ook.

Op TED plaatst Julia Dhar een heuse handleiding om verhitte gesprekken aan de eettafel te overleven. Helaas voor mij, las ik dit pas na het feestje. Gelukkig hebben we een deel van haar ‘regels’ vanuit onze intuïtie wel gevolgd. De regels voor een goed gesprek zijn, volgens Julia:

  • Benoem het conflict. Loop er niet met kousevoeten omheen. Bij ons gebeurde dat doordat iemand vroeg: Marian, wat vind jij eigenlijk van Zwarte Piet?
  • Stel een gemeenschappelijke werkelijkheid vast. Door elkaar te bevragen kun je de ‘gezamenlijke grondregels’ vast stellen. De hele groep vond het belangrijk dat kinderen een leuk sinterklaas feest hebben. De hele groep vond ook dat eieren gooien strafbaar was. Niemand wilde bewust mensen kwetsen. Racisme zou je als samenleving niet moeten willen. We zijn een democratisch land en dat vinden we belangrijk. Binnen deze grondregels waren er genoeg accentverschillen te vinden, en die hebben we ook gevonden. Maar doordat we begonnen met het uitzoeken van onze grondregels, bleven we beter in gesprek.
  • Focus op de inhoud, niet op de mens. De makkelijkste en de lastigste. Want we zijn er zo slecht in om dat te onderscheiden. Iemand met een racistische mening, is dat altijd een racist? Iemand met een ondoordacht standpunt, is die dom? Zijn agrariërs behoudend? Zijn randstedelingen elitair? We zijn zoveel meer dan onze hokjes. Het mooie is dat juist aan het kerstdiner en bij het delen van pepernoten, dit punt haalbaar moet zijn. Kijk maar eens om je heen: deze discussie voer je met je naasten. Je vrienden en kennissen. Mensen waarvan je vrij zeker weet, dat het geen rotzakken zijn, maar oprechte mensen die hun best doen zo goed mogelijk hun leven in te richten.
Julia Dahr’s TED talk
  • Accepteer het feit dat je het fout kan hebben. Ik vind dit nogal een lastige, ik zal eerlijk zijn. Maar laten we eerlijk zijn:als je geen enkele twijfel hebt aan de juistheid van jouw eigen standpunt, dan hoef je het gesprek ook niet te voeren. Dan ben je niet aan het praten, maar aan het vertellen. Het grappige is dat een open houding, ook een goede debating-truc is: minder defensief zijn zorgt dat mensen beter naar je luisteren.
  • Gebruik feiten – spaarzaam. Feiten helpen. Zeker als je met elkaar in een frame zit waarin er ruimte is om naar elkaar te luisteren (zie het vorige punt). Maar wees er voorzichtig mee: gebruik ze alleen als je ze echt hebt. En gebruik er niet te veel, te lang achter elkaar. Te veel feiten spuien werkt vaak averechts.
  • Weet wanneer je moet stoppen. Op het moment dat je merkt dat het gesprek in rondjes begint te  lopen, is de zaak afdoende uitgediept. De meningsverschillen die je nu nog over hebt, zijn niet in dit gesprek te overbruggen. Sluit af, ga naar het volgde onderwerp, of besluit om een rondje drank te halen voor iedereen.

Met deze handleiding in mijn achterzak ga ik de komende tijd op zoek naar het gesprek. Om te oefenen in datgene wat misschien nog wel belangrijker is dan van mening veranderen: op een goede manier van mening verschillen en het daar over hebben.

Eerlijk zullen we alles delen.

Ja, en toen schreef ik een blog over tribalisme, de week voor de intocht van Sint. Om vervolgens op het journaal beelden te zien van mensen die demonstranten bekogelen met eieren. Die intimiderend en agressief hun ongenoegen tegen de demonstranten uiten. Het recht van de sterkste – klassiek tribalisme – in actie. 

Ik kan er natuurlijk voor kiezen om er niet over te schrijven. Zou wel het veiligst zijn. Toen afgelopen weekend op de scouting (waar ik vrijwilliger ben) een andere ouder mij vroeg of mijn onderzoek ook een oplossing opleverde voor het Zwarte Piet-debat, antwoorde ik nog gekscherend: Ik begin denk ik eerst met iets simpelers, Wereldvrede ofzo.

Maar goed, om veilig te zijn ben ik dit onderzoek of dit blog niet begonnen. En dus voelt het tijd om een persoonlijk verhaal met jullie te delen. Het verhaal van de verandering van mening die jaren geleden het zaadje was, waar dit onderzoek nu uit is voorgekomen. Mijn verandering van mening over Zwarte Piet.

Het verhaal speelt een aantal jaar terug, in 2012. Ik had rond oktober-november bezoek in huis uit Amerika. Een zangeres die daar woonde, kwam een Europese tour doen. Geheel in stijl met de huidige en toenmalige ‘crowdfunding-gekte’ was de tour volledig door fans mogelijk gemaakt. Met geld, maar vooral ook met hulp. Zoals een slaapplaats bieden en een huiskamerconcert organiseren.

Ze sliep bij mijn ouders (ons huis is er wat krap voor, en mijn ouders waren zo aardig om hun logeerkamer ter beschikking te stellen) en wij organiseerden in onze huiskamer een concert. Het waren hele bijzondere dagen. Omdat de zangeres in Amsterdam was geland vanuit Amerika, had ze een paar extra dagen ingebouwd om de jetlag uit te laten razen. Zodoende hadden we echt tijd om elkaar te leren kennen (vier jaar later zijn we met het hele gezin naar haar bruiloft in Amerika gegaan, maar dat is een ander verhaal).

Het was op één van die stille avonden dat we, met een glaasje limoncello in de hand, het kregen over bijzondere regionale en landelijke gebruiken. We hadden het over Luilak, Sint Maarten en natuurlijk ook over Sinterklaas.

Het was toen ik vertelde over deze laatste kindervriend, die met zijn Zwarte Pieten uit Spanje kwam, dat ik merkte dat mijn bezoekster zich minder en minder op haar gemak voelde. Ik vertelde vrolijk en trots door, want ik was trots op het kinderfeest dat ik typeerde als ‘minder commercieel danKerst’.

Toen ik tenslotte toch aan haar vroeg waarom ze van slag was, vertelde ze mij over de Amerikaanse – ondertussen vanwege de racistische kenmerken afgeschafte – traditie van ‘blackfaces’. Zwart geschminkte acteurs die in toneelstukken karikaturen neerzetten van Afro-Amerikaanse mensen. Deze manier van acteren komt uit de tijd dat in Amerika nog segregatie plaats vond. Sinds de invoering van de gelijke rechten, wordt het acteren met blackfaces als racistisch bestempeld.

Vanwege deze – voor onze Europese begrippen nog vrij recente – geschiedenis in Amerika, vond mijn bezoekster Zwarte Piet echt zeer racistisch.  Iets waar ik erg van schrok, maar mij ook met volkomen onbegrip vulde: dit was niet bedoeld om slaven weer te geven. Dit waren kindervrienden in een kinderfeest. Ik snapte dat haar Amerikaanse geschiedenis haar tot dit soort standpunten bracht, maar ze snapte de culturele verschillen niet. Dit was anders. Dit was niet naar, dit was leuk!

Het was een zware avond. Niet omdat we van mening verschilden. Dat konden we op meerdere vlakken vrij goed 😉 Maar omdat onze meningen zo dicht tegen onze gevoelens zaten. Gevoelens van trots en van vreugde aan mijn kant, gevoelens van schaamte en afkeer aan haar kant. Stevige, overspoelende, belangrijke gevoelens. Gevoelens die het moeilijk maakten om de ander nog te begrijpen, om dat überhaupt nog te willen proberen.

Het gesprek met mijn bezoekster uit Amerika heeft lang in mijn hoofd, in mijn hart, en in mijn onderbuik rondgeklotst. Vanuit volledige afwijzing van haar gezichtspunt, groeide langzaam aan respect en begrip. Nog altijd was het vanuit mijn gezichtspunt niet racistisch, dit kinderfeest. Maar steeds duidelijker ging ik zien dat mijn gezichtspunt niet het enige mogelijke, of zelfs maar enige legitieme gezichtspunt is. Wanneer is iets racistisch? Als ík het racistisch vind? Of als ik merk dat anderen – die vanuit andere gezichtspunten naar dezelfde gebeurtenis kijken – iets racistisch vinden? Steeds meer ging ik voelen dat het niet alleen uitmaakt hoe ik naar deze zaak keek. Wat minstens net zo veel uitmaakte, is dat er een groep mensen was die zich door Zwarte Piet racistisch benaderd voelde. Hun gezichtspunt had ik genegeerd, en dat kon ik niet langer blijven doen.

De reden dat ik het zo moeilijk vond om dit nieuwe gezichtspunt, deze nieuwe meetlat, te accepteren, was de angst dat ik vanuit dat nieuwe gezichtspunt nu ook een racist was. Ik. De links-alternatieve hippe moeder die biologisch kookt en veel goede doelen steunt. Ik was toch geen racist?Dat kon niet! Het rotgevoel dat deze ‘clash’ tussen mijn vroegere gezichtspunten mijn nieuwe gezichtspunt opleverde, maakte dat ik het liefst mijn kop in het zand stopte en niet meer aan de hele kwestie wilde denken.

Uiteindelijk is de kwestie ‘ben ik een racist’ bij mij vorig jaar op Oerol uiteindelijk door George en Eran geslecht (ook een ander verhaal, maar als het je lukt, ga dan kijken naar de voorstelling ‘George en Eran worden racisten’): Ik ben namelijk geen racist. En tegelijkertijd soms ook wel. Of liever gezegd, soms doe ik racistisch. Niet expres, niet omdat ik gemeen ben, maar wel: omdat ik niet beter weet. Of omdat ik te moe word van het uitzoeken hoe ik het beter moet gaan weten.

En dus sta ik nu hier. Ik ben nog altijd Marian. Een vrouw op zoek naar hoe ze van mening kan veranderen. Een vrouw die gelooft dat Zwarte Piet zich moet aanpassen aan deze tijd, om te voorkomen dat we mensen kwetsen. Die gelooft dat een traditie zich altijd aanpast aan de tijd. Die het nu moeilijk vindt om een superzwarte Zwarte Piet te zien, zonder te denken ‘jeetje, vond ik dit ooit níet racistisch?’ Een vrouw die kortom op dit onderwerp, van mening en van gevoel is veranderd.

Tegelijkertijd herinner ik me nog de pijn. De pijn van het kijken naar mijn jeugdherinneringen vanuit deze nieuwe bril. De enorme pijn die het me deed dat ik oprecht iets vond en voelde, dat mij blijkbaar in de ogen van anderen een racist maakte. De pijn om iets genoemd te worden, dat ik nooit heb willen zijn. Om vervolgens te ontdekken dat – om het met George en Eran te zeggen – ieder mens soms wel racistisch denkt. Ik dus ook.

Misschien is dat waarom ik me stil gehouden heb in dit debat. Begrip voor beide ‘kampen’ (want ja, zo ver is het gekomen, we praten over kampen), is een recept voor ellende over je heen krijgen van twee kanten. Als ik de internettrollen niet over me heen wil hebben, doe ik er dus goed aan dit blog niet te plaatsen.

Daarbij komt nog dat ik geen antwoord heb, geen makkelijke oplossing. Want ook al wordt Piet een Roet Piet, of een Regenboog Piet: het echte gesprek, het gesprek over ons onbewuste tribale gedrag, het denken in ‘wij-zij’ en in ‘eigen groep en vreemdelingen’, is een lastig, langdurig en taai gesprek.

Het is een lange tocht op weg naar een begrip dat de vreemde waar we recht tegenover staan, meer op ons lijkt dan ons lief is. Pas als we net zo hard in de spiegel durven te kijken, als in de richting van de ander, komen we voorbij de tribale aspecten van deze ‘strijd’. Bij deze mijn eerste stap, mijn blik in de spiegel…

When two tribes go to war.

Zonder dat ik het me heel erg bewust was, ben ik met het afronden van de online course ‘the science of everyday thinking’ op een belangrijk punt in mijn onderzoek gekomen. De afgelopen weken en maanden heb ik mij verdiept in hoe onze hersenen werken, waarom we dingen denken, welke onbewuste ‘shortcuts’ we gebruiken en wat voor effect dit heeft op onze meningen. Dit onderzoek leidde uiteindelijk tot de blog over klimaatverandering, waar ik alles wat ik geleerd heb, optelde tot een manier waarop je mensen van mening kan laten veranderen.

Klaar dus, zou je zeggen. Maar toen gebeurde er iets in Amerika dat mij het gevoel gaf dat het allemaal niet zo simpel was. Dat er meer aan de hand is. Dat soms mensen tegen alle klippen op, blijven volhouden dat onwaarheden waar zijn. Niet zozeer omdat ze het nog geloven, maar omdat ze behoren tot een groep waarbinnen die onwaarheid nu eenmaal tot vaststaand feit is verheven. De groep bepaalt de mening, en dat heeft niet veel meer met denkprocessen te maken.

Wat gebeurde er? Een politiek journalist, Jim Acosta, werd de toegang tot het Witte Huis geweigerd. De reden die het Wite Huis aanvoerde voor deze weigering was, dat Acosta een stagiaire van het Witte Huis onjuist aangeraakt zou hebben (letterlijk: placing his hands on a young woman). Nu is de term ‘placing his hands on’ redelijk ambigue, maar de boodschap was dat de journalist geweld had gepleegd tegen de stagaire. Een vrij bizarre claim, gezien het beeldmateriaal dat uitgezonden werd van de persconferentie. Wat je vooral zag, was een journalist die de president het vuur aan de schenen legde met zijn vragen, en niet wilde ophouden met vragen stellen.

Hyperlink naar het filmpje van TIME

Maar nu komt het: niet veel later geeft het Witte Huis haar eigen versie van het beeldmateriaal vrij. Dezelfde beelden, maar ingezoomd, herhaald en waarschijnlijk iets versneld. Deskundigen, journalisten en aanwezigen zijn unaniem in het verwerpen van deze overduidelijke manipulatie. De bron van het filmpje is zelfs terug te leiden naar infowars, een ‘spinning-website’. Maar toch: het Witte Huis kiest ervoor om deze versie van de film officieel te verspreiden als haar waarheid.

Wat is het gevolg? Iedereen valt nu over elkaar heen over de vraag in hoeverre het tweede filmpje is gemanipuleerd. De objectief aanwezige waarheid is een wij-zij verhaal geworden. Een zeer actueel voorbeeld natuurlijk van het ‘somewhere in the middle’ syndroom: het Witte Huis hoopt dat als er twee versies van de film zijn, de grote massa denkt dat de waarheid ‘wel ergens in het midden’ zal liggen. En voor je het weet is de journalist toch verdacht… Want waar rook is….

Maar buiten dat dit een heel actueel – en heel erg bedreigend vind ik – voorbeeld is van hoe het geloof in samenzweringen werkt en kan worden gestimuleerd, was ik in de discussie op het internet over deze filmpjes vooral gegrepen door een discussie vanuit een andere invalshoek: in hoeverre is dit nog een kwestie van geloven in de samenzwering? In hoeverregaat dit nog over het ‘somewhere in the middle’ syndroom, en over het blijven geloven van de massa in de onschuld van de president?

Op twitter bracht Amanda Marcotte, politiek schrijver en bekend als ‘outspoken voice of the left‘ het standpunt in dat we deze fase in de massahysterie allang voorbij zijn. Dit is geen kwestie meer, zo stelde ze, van goedgelovige en ongeruste burgers die door hun hersenen voor de gek gehouden worden. Dit is ondertussen een kwestie van groepsdruk en van machtsmisbruik, van tribalisme. Mensen geloven niet meer in de mythe, mensen doen wat de groep – en de baas van de groep – zegt dat ze moeten doen.

Het onderscheid is wellicht subtiel, maar wel belangrijk: bij massahysterie gelooft de massa nog in de leugen, bij tribalisme weet de massa heel goed dat er gelogen wordt, maar wordt de leugen alsnog gesteund. Omdat in tribalisme het een teken van loyaliteit aan de hoge baas is, als je hem zelfs steunt als hij liegt.

Massahysterie moet je bevechten zoals ik in mijn eerdere blog uitlegde: met het op een juiste manier presenteren van de feiten. Maar wat doe je bij tribalisme? Terugpraten is eigenlijk niet wenselijk, immers: het is ook een teken van loyaliteit aan je eigen groep als je de ‘vijand’ op kan jutten. En als we echt in een staat van tribalisme zitten, dan zitten we midden in dit vijand denken. De vijand geloof je niet, ook niet als hij het argument goed presenteert. Sterker nog: het gaat helemaal niet meer om geloven. Het gaat om loyaliteit en macht.

Ik wil eigenlijk deze gedachtes in mijn hoofd niet afmaken.Ik vind een wereld waarin grote groepen mensen slachtoffer zijn van massahysterie, een heel stuk vriendelijker dan een wereld waarin we een stammenstrijd voeren. Maar tegelijkertijd voel ik in mijn botten, dat ik hier de volgende fase van mijn onderzoek te pakken heb. Van mening veranderen in je hoofd, dat was één. Nu nog van mening durven veranderen in een groep en in je gedrag. Wordt vervolgd dus…

De Cirkel is rond

Deze week mocht ik een inleiding verzorgen op een scholingsdag voor leidinggevenden in het Sociaal Domein. De dag ging over vitaliteit in het werk. Ik heb gesproken over hoe je jezelf – en je team – blij houdt op het werk. En ook over waarom dat zo belangrijk is.

Vanuit de universiteit van Berkely is er onderzoek gedaan naar de effecten van blij zijn op het werk. En die effecten zijn aanzienlijk, en economisch relevant. Blije mensen leven langer, en zijn – niet heel verrassend – gelukkiger. Maar voor het bedrijf is er ook winst: Blije mensen hebben minder sturing nodig, zijn minder vaak ziek en kunnen meer problemen zelfstandig oplossen. Blije mensen hebben is dus een verrassend economisch winstgevend element van je bedrijfsvoering.

Op de universiteit hebben ze zelfs een ‘recept’ voor blije medewerkers bedacht: PERK! Oftewel Purpose (doel), Engagement (invloed), Resillience (veerkracht) en Kindness (vriendelijkheid).

Still uit de online course van Berkely op EDx: Happiness at Work

PERK werkt op een persoonlijk niveau, je kunt werken aan je eigen veerkracht en vriendelijkheid. Maar PERK werkt ook in de interactie met anderen, en zelfs als organisatieadvies: zorg bijvoorbeeld in ieder geval dat je medewerkers goed weten wat het doel is waarvoor ze werken, en dat ze ook voelen dat ze invloed hebben op het bereiken van dat doel. Dit mooie filmpje laat voor mij heel goed zien hoe essentieel het is om te werken voor een doel.

Still uit de video (hier klikken opent de hyperlink)

Het mooie van PERK is, dat het op die drie niveau’s werkt. Met als gevolg dat het ontzettend makkelijk en laagdrempelijk is om  de praktijk met PERK aan de gang te gaan. Simpelweg er iedere dag voor kiezen om wél je mindfulness oefening te doen bijvoorbeeld. Of stoppen met roddelen. Of iedere dag op zoek gaan naar drie momenten waarop je iemand een gemeend compliment kan geven. PERK geeft niet alleen een recept voor blije medewerkers, het geeft ook een recept voor gemotiveerde, maar vooral ook empowerde, managers. De aanwezigen bij de inleiding voelden zich niet alleen verantwoordelijk voor de blijdschap van hun teamleden, ze hadden ook het gevoel dat ze invloed hadden op deze blijdschap.

Maar naast de motivatie en empowering, gebeurde er in de groep die aan het luisteren was, was nog iets anders. Iets wat voor mijn onderzoek zeer relevant is. De groep begon zich tijdens mijn praatje steeds onrustiger te bewegen. Niet altijd een goed teken als je een inleiding houdt 😉 Maar in dit geval was het een zichtbare onrust over een heel wezenlijke vraag in mijn presentatie, waar ik zelf overheen had gepraat (mijn opdracht was een enthousiasmerende inleiding, geen probleem verhaal): hoe integer is het eigenlijk om het PERK recept te gebruiken?

Want laten we eerlijk zijn, het beeld van het bedrijf als de blije familie, waar je je thuis voelt en je goed past, heeft heel veel moois in zich. En tegelijkertijd: hoe eng kan het worden? Als iedereen op het werk daar is voor hetzelfde nobele doel? Hoe lang duurt dat tot er volledige group think ontstaat? Voordat je geen afwijkende mening meer mag hebben? Voor het bedrijf sektarische kenmerken krijgt?

Het voorbeeld van internetreuzen als Google en Apple, met hun ‘bedrijfscampussen’ met volwaardige kinderopvang, restaurants en fitnesscentra op het terrein, voelt toch een beetje onbetrouwbaar en onoprecht, als je tegelijkertijd de discussie volgt die momenteel rond diezelfde internetreuzen speelt. Hoe ‘aardig’ en ‘blij’ zijn ze eigenlijk? Hoe integer zijn hun motieven? Wat doen ze met die gigantische macht die ze verzamelen?

Google campus Mountain View

Het boek – en de film – the Circle kwam al snel op in de presentatie. Duidelijk een gevalletje ‘niet integer’ gebruik van alle mooie PERK-recepten. Het beïnvloeden van de blijdschap van mensen, leidt in zo’n uiterst geval tot het simpelweg bespelen en misbruiken van mensen. Dit morele grijze gebied, deze kluwen van wat er kan, wat er goed is voor jezelf, de ander, de klant en voor je bedrijf, was zichtbaar op de gezichten van de mensen in de zaal. Fijn dat het kan, en logisch dat je het moet willen als leidinggevende, blije mensen, maar pas op dat het niet uit de hand loopt. Check je eigen macht en invloed over de ander continue. Zeker als leidinggevende.

Ik heb kippenvel gekregen van deze groep. Ik heb genoten van de interactie en discussie die ontstond. Ik merk dat ik er ook na afgelopen dinsdag nog op door kauw in mijn hoofd. Hoe meer ik leer over hoe mensen van mening veranderen, van blijdschap veranderen, van gedrag veranderen, hoe meer ik tegen morele vragen aanloop. Wat maakt ons mens? Wat is een juiste gedragsverandering? Wat is integer handelen?

Dit zijn vragen waar ik nog geen antwoord op heb. Ik denk ook niet dat deze vragen er uiteindelijk zijn in definitieve vorm. Maar het zijn wel vragen die gesteld moeten worden in de zoektocht naar gedragsverandering. Iedere keer weer. Want dat maakt het onderscheid tussen de wereld die de universiteit van Berkely ons voorspiegelt en de wereld die de film The Circle ons voorspiegelt. Veranderen van gedrag en van mening is helemaal niet zo moeilijk als we misschien denken. Integer, samen en bewust van mening veranderen, is dat mogelijkerwijs wel.

Deze laatste gedachtespinsel moet ik verder uitwerken. Gelukkig volg ik momenteel de leergang Justice (politieke filosofie) aan Harvard. Wellicht dat de inzichten van mensen als John Locke, Immanuel Kant en Aristoteles mij verder helpen in deze kluwen van macht, invloed en moraliteit. Aan de andere kant: als ik dacht dat psychologie voor mij een konijnenhol was om in te verdwijnen, kan ik mijn borst wel nat maken. Filosofie is mooi, maar leidt niet al te vaak tot oplossingen en zekerheden. De cirkel is rond, nu nog oppassen dat ik niet in mijn eigen staart bijt!

Still uit een filmfragment van ‘The Good Place” (hyperlink brengt je naar het filmpje)