Spelende vrouw, wat heb je nu geleerd?

Ik had zaterdagavond een pubquiz. Leuk, vooral omdat ik een gewild teamlid was. Dat dat kwam omdat ik een van de weinige 40+ ers was, negeren we even. Er waren acht ronden vragen, we werden tweede (ja, toch balen) en we hadden veel bier en lol.

Cartoon by Royston Robertson

Ergens deze avond kwam het gesprek op filosofie. Een mijn teamleden was de course ‘Justice’ van Harvard aan het volgen, na mijn enthousiaste aanbeveling. Hij genoot van de colleges, vond de stof interessant, maar één ding stoorde hem wel: je had er zo weinig aan. Ik vroeg door en hij legde uit: “Filosofie is zo vaag. Ik ben jurist en dan is het vaak helder: de regels zijn duidelijk. Maar bij al die filosofie-colleges is steeds de conclusie: je kunt er zo naar kijken, maar ook zo. Ik vraag me maar steeds af, wat kan ik er nu concreet mee?”

Dit gesprek geeft aardig weer hoe ik op dit moment in mijn onderzoek zit. Ongelofelijk leerzaam, verhelderend en interessant. Ik geniet, worstel en leer… Maar ik stoor me ook wel aan dezelfde punten als mijn medestudent: wat kan ik er nu eigenlijk mee?

Vanaf Think 101, de waanzinnig interessante collegereeks van de Universiteit van Queensland, tot mijn laatste boek, Being Wrong van Katheryn Schulz: steeds weer wordt er toegelicht en beschreven hoe het proces in je hoofd en lijf werkt. En steeds weer blijf ik zitten met een ‘ja en wat nu?’ gevoel. Zoals Daniel Kahneman zei in Think 101 (tot mijn grote frustratie), toen hem gevraagd werd hoe je kan veranderen hoe je denkt: “Kies 1 aspect waar je je echt aan ergert, en werk daar hard en consequent aan. Wellicht zie je dan een kleine verandering. Heb niet al te hooggespannen verwachtingen, want ik studeer al meer dan 20 jaar op hoe je beter kan denken, en mijn denken is nog altijd niet noemenswaardig verbeterd.”

Ook in de studies die ik na Think 101 heb gedaan, kwam ik steeds weer tegen hoe ongelofelijk complex het is om in te grijpen op het systeem dat jouw meningen en wereldbeelden vormt. Niet alleen is het lastig om te preciseren wáár je zou moeten ingrijpen (immers, meningsvorming gebeurt in een complexe dans tussen intuïtie, emotie en verstand), het is ook een grotendeels onbewust en supersnel proces, waar we met onze handelingsmogelijkheden redelijk moedeloos achteraan hobbelen.

Iets hoopvoller wordt het als ik me niet alleen focus op wat er binnenin mij gebeurt. Evolutietheorie leert me hoe belangrijk onze omgeving, onze groepen voor de mens zijn. En dat we als mens excelleren in het gebruiken van deze groepskracht om samen te werken en om van elkaar te leren. Groepsprocessen binden en verblinden, zoals Jonathan Haidt zegt. Het is niet automatisch een positieve invloed, die groepsinvloed. Maar in ieder geval laat onderzoek zien dat gedrag, mening en wereldbeeld wellicht beter te beïnvloeden is buiten mijn hoofd, dan daarbinnen. 

Dus, het is tijd voor een ‘kom op Marian, zo ingewikkeld is het allemaal niet’ samenvatting van mijn onderzoek tot zover. Spelende vrouw, wat heb je nu geleerd? Met een focus op de blije, fijne, positieve dingen. Op concrete punten waar ik ook echt wat aan kan doen. Bij deze de tien concrete ‘ja hier kan ik wat mee’ punten:

  • We zijn Homo Puppy. We zijn genetisch specifiek geëvolueerd om minder solistisch te zijn en meer op elkaar te vertrouwen. Daardoor kunnen we bij uitstek goed leren door anderen na te doen.
  • Evolutionair gezien kunnen we daarnaast wel vaststellen dat de mens gekomen is waar hij is, door arbeidsdeling (en dus onderlinge afhankelijkheden), het delen van ons voedsel (nodig door de arbeidsdeling) en door verhalen (we zaten zeg maar toch samen te eten). Een reden waarom het familiediner werkt zeg maar, hoewel het dus volgens deze opsomming nog beter zou werken als de EO haar ruziënde familieleden ook samen zouden laten koken.
  • Onze moraliteit is niet zwart-wit of elkaar uitsluitend, maar te specificeren in een zestal elementen. Het mooie hiervan is dat we wereldwijd dezelfde zes elementen gebruiken om onze waarden en normen uit op te bouwen. De verschillen zitten vooral in de prioriteiten die we stellen. 
  • Verhalen doen ertoe (zie punt 2). Als we elkaars verhaal kunnen horen, voelen, vertellen, kunnen we echt in dialoog zijn. Verhalen over de moraliteit van de ander, van binnenuit geschreven, maken ons wereldbeeld completer en veelkleuriger.
  • We houden onszelf in ons hoofd ongelofelijk vast in de confirmation bias en het Dunning-Kruger effect: we zien alleen feiten die ons wereldbeeld bevestigen, en we denken dat we meer weten, dan we eigenlijk weten. Dit zorgt voor een onvermogen scherp naar onszelf te kijken. Dit onvermogen is bijna niet te overwinnen. Maar: naar een ander kunnen we het wel! Samenwerken lijkt mogelijkheden te bieden om uit de groeven te komen die in ons brein zitten.
  • We denken dat we denken, maar stiekem voelen we vooral. Emotie en intuïtie heeft een veel grotere invloed op onze mening, dan we doorhebben. Denk maar terug aan dat onderzoek waaruit bleek dat mensen veel strenger oordeelden over casussen met morele dilemma’s, als ze de lucht van een scheet roken. Emotie en intuïtie is razendsnel en onafwendbaar. Maar, het is ook vluchtig. Tijd inbouwen, rust nemen, de emotie laten weg-ebben voor je een mening vormt, is een hele effectieve manier om jezelf minder te laten beïnvloeden door je onbewuste.
  • We redeneren niet om de waarheid te zoeken, maar om gelijk te krijgen. Dit is een harde waarheid, maar wel een leerzame. Ieder argument dat ik bedenk waarom ik gelijk heb, heeft dus als ‘stiekem’ doel om een argument van ‘de ander’ onderuit te halen. Het is leerzaam, nuttig en ongelofelijk hoofdpijnveroorzakend om zo naar je eigen argumenten te kijken. Kun je bij ieder argument van jezelf, het argument voor de andere positie vinden? Ook hier weer: samenwerken helpt!
Confirmation bias maakt samenwerken soms wel lastig 😉
  • Openheid helpt het proces. Fouten maken, van mening veranderen, ongelijk hebben: de schaamte die erbij komt in onze samenleving, is de grootste reden van het etterende effect. Fouten maken en ongelijk hebben kan ook luchtig en makkelijk zijn. Transparantie en een cultuur waarin fouten maken niet direct gekoppeld wordt aan minderwaardig zijn, helpt om je hoofd en hart flexibeler op te stellen.
  • Lachen en lol helpt enorm. De belangrijkste reden waarom twijfel, fouten maken en ongelijk hebben zo negatief aanvoelen, is omdat we het zo serieus nemen. Kijk maar eens naar je favoriete comedy: fouten maken en ongelijk hebben is vaak een belangrijke kern van humor. Of kijk naar kinderen, die onbevreesd op zoek gaan naar nieuwe manieren om fouten te maken. We kunnen het wel!
  • Het is onmogelijk om de voorgaande negen lessen integraal mee te nemen in mijn dagelijks leven. Maar ermee spelen, oefenen, dat lukt me wel. Een artikel lezen vanuit twee verschillende morele brillen. Het herkennen van de olifant (je emotionele en intuïtieve reactie) bij jezelf en bij anderen. Het construeren van het verhaal van de ander: als ik me er toe zet, er tijd voor neem, dan lukt het me (soms). En als het me lukt, verrijkt het mijn leven. 

Dit is vast niet compleet, en zeker niet wetenschappelijk onderbouwd. Maar toch, het is me gelukt: Tien lessen om mee aan de slag te gaan. Tien invalshoeken die helpen om mijn wereld mooier te maken. Tien handvatten om van mening te veranderen in de 21eeeuw. Dit heeft de spelende vrouw – voor nu – geleerd!

Post Scriptum

Een anekdote om mee af te sluiten. Gisteren had mijn zoon huiswerk voor Nederlands. Hij moest argumenten bedenken voor of tegen de volgende stelling: Alle leraren moeten verplicht een IQ test doen. Hij mocht zelf kiezen of hij voor of tegen was.

Kiezen was lastig, maar na veel twijfelen koos hij om argumenten tegen deze stelling te gaan bedenken. Vijf minuten en drie mooie argumenten later, daagde ik hem uit om nu ook twee of drie argumenten vóór de stelling te bedenken.

En hoewel hij nog geen vijf minuten eerder nauwelijks kon kiezen of hij voor of tegen was, lukte het nu niet meer om goede (niet cynische of belachelijke) argumenten voor de stelling te bedenken. Hij riep mij zelfs geïrriteerd toe: dat kan ik niet mam, want ik ben toch tegen!

Zo snel gaat dat dus….. En ja, daar is wat aan te doen! Iedere ochtend hersengymnastiek, maar niet om te onthouden of slimmer te worden, maar om flexibel van geest te blijven. Zoals de Hartenkoningin in Alice in Wonderland al sprak:

Serendipity

Soms vallen zaken samen op een bijna magische wijze. Serendipity noemen de Engelsen dat met een prachtig woord: gelukkig toeval. Vorige week schreef ik een van mijn meest serieuze en zelfkritische blogs ooit. Ik beschreef hoe ik stelselmatig groepen in mijn eigen samenleving marginaliseer. Hoe ik niet hoor wat ze te zeggen heb en hun gezichtspunt niet serieus neem.

Een troosteloze ontdekking, ook doordat ik geen makkelijke oplossing had voor het probleem dat ik zag. Een toverstokje dat me opeens door mijn confirmation bias zou laten heen kijken, ik heb het nog niet gevonden. Was ik gedoemd om mijn oogkleppen op te houden, niet verder komend dan een constant gevecht om in ieder geval de rand van de oogklep in beeld te krijgen? Zitten we echt gevangen in onze eigen vooroordelen?

Toen las ik gelukkig een artikel van de Correspondent over zilvervossen. En las ik een boek over Darwin en psychologie. En samen wisten die twee me er weer een beetje bovenop te krijgen. Ik neem jullie graag mee in mijn weg terug naar een positieve en hoopvolle toekomst. Het is ten slotte blue monday!

Silver (Red) Fox standing on a small hill – CA

Eerst die zilvervossen. Het artikel van de Correspondent begint eigenlijk ook best negatief. Ze vragen zich af hoe het toch komt dat de mens de baas geworden is op aarde. Die Neanderthaler was – zo weten we ondertussen – minstens net zo slim als wij. En sterker. Toch ligt de Neanderthaler nu uitgestorven in het museum, terwijl wij de wereld bevolken. Hoe kan dat?

Theorieën hierover krijgen al snel een duister tintje. Van de homo economicus tot filosofieën van Locke: de mens wordt vaak neergezet als een ras dat individualistisch is en op zoek naar maximalisatie van zijn eigen geluk. Aardig als het moet, gemeen als het kan. Als hij er maar beter van wordt.

En toen kwamen die vossen. Een wetenschapper had diep in Siberië een experiment gedaan: generatie op generatie alleen maar gefokt met de minst agressieve vos (het is een zeer agressief ras). Er werd op niets anders geselecteerd dan vriendelijkheid.

Het effect van het fokprogramma was ingrijpend: de vossen die op vriendelijkheid gekweekt waren, veranderden ook op andere vlakken. De vossen werden kinderlijker, speelser. Hun vacht kreeg vlekken. Hun hersenen krompen, hun kaken werden kleiner. Ze gingen – kortom – meer lijken op puppies. Het leek op de domesticatie van de wolf naar de hond. En wellicht ook, zo stelden de wetenschappers, op de evolutie van de mens?

Plaatje komt uit het Correspondent artikel

De theorie is dat ook mensen lange tijd al op vriendelijkheid fokken. En dat we zo een homo puppy geworden zijn. Als je de plaatjes ziet, geloof je het meteen: onze gezichten zijn veel minder geprononceerd (kaaklijn kleiner, wenkbrauwen kleiner) en onze hersenpan is gekrompen. Om de Correspondent te quoten: ‘Mensen werden slapper, kwetsbaarder en kinderachtiger. We kregen een kleiner brein, terwijl onze wereld steeds ingewikkelder werd.’ Waarom? En hoe kan dit een voordeel zijn?

Het voordeel zit in ons vermogen om sociaal te leren. Te leren van anderen dus. De sociale intelligentie is wat peuters in experimenten van nu onderscheid van chimpansees. Ons vermogen om te delen, te ontvangen en in een groep te werken, maakt ons effectiever en heeft evolutionair gezien wellicht wel gezorgd voor onze dominantie op deze aarde. Vriendelijkheid is wellicht wel de grootste kracht van de mens.

Daar wordt een mens vrolijk van, zo op blue monday. Het boek ‘The Righteous Mind’ van Jonathan Haidt helpt mij nog verder over mijn winter dip. Niet dat dit boek nu zo vreselijk positief is. Het boek vertelt in drie delen, drie belangrijke ontdekkingen op het gebied van moraliteit:
1. Intuïtie komt eerst, rationaliteit komt pas daarna.
2. Moraliteit is meer dan eerlijkheid en zorg.
3. We zijn 90 procent Chimpansee en 10 procent Bij.

Zijn eerste punt komt er op neer dat volgens Haidt menselijke ratio niet gezien kan worden als een menner van een koets (waarbij de koets onze emotie en intuïtie is), maar beter een berijder op een olifant. De olifant (onze intuïtie) is zo groot, dat hij door de berijder slechts marginaal bij te sturen is. De berijder kan proberen te sturen, maar zal er meestal mee volstaan om plausibele reden te verzinnen waarom hij daarheen wilde gaan, waar de olifant heen loopt. Oftewel: we redeneren 95% van de tijd niet om waarheid te vinden, maar om onze acties te verantwoorden.

Niet heel positief natuurlijk, maar wel inzichtelijk. Het werd voor mij positief toen Haidt met experimenten aangaf hoe je om kunt gaan met je olifant. De intuïtieve reactie op zaken om je heen kun je niet uitzetten. Maar deze reactie is niet alleen supersnel (en daarom altijd eerder dan de rede), hij is ook vluchtig. Proefpersonen die 2 minuten moesten wachten voordat ze antwoord gaven op morele kwesties, antwoorden zuiverder en rationeler (niet getriggerd door de olifant) dan proefpersonen die meteen antwoord moesten geven. Rust, tijd, aandacht: het kan helpen om je olifant bij te sturen. Het voelt een beetje als boosheid of verdriet: het wegdrukken kan tot enorme problemen leiden en is ook nog eens meestal niet zo efficient, maar even uitrazen kan wel ruimte geven voor een meer afgewogen gesprek.

Zijn tweede punt gaat in waarom we het over de wereld niet eens zijn over wat moreel goed is. Er zijn – zo stelt Haidt – meerdere onderdelen van moraliteit. En hoewel die onderdelen beperkt zijn (hij komt tot zes ‘smaken’: Zorg, Vrijheid, Eerlijkheid, Loyaliteit, Autoriteit en Heiligheid), zijn de combinaties die ermee te maken zijn, oneindig. Hierdoor kan het komen dat groepen uitgaan van dezelfde normen en waarden, maar doordat ze het verschillende onderdelen het belangrijkst vinden, komen tot een andere morele afweging. Het begrijpen van deze afweging, zo stelt Haidt, kan niet zonder je te verdiepen in alle zes de onderdelen van moraliteit. Een pleidooi voor meer inzicht en nieuwsgierigheid naar het gelijk van de ander.

Tenslotte bespreekt Haidt de eeuwige tegenstelling tussen psychologen en sociologen: gaat het om het individu of om de groep? Haidt stelt dat het om beide gaat, en dat we groeps-dynamieken niet mogen overslaan als we praten over zaken als moraliteit. Groepsprocessen zoals raves, religie en de zondagse voetbalwedstrijd maken ons weerbaarder, efficiënter en – voor de anderen binnen onze groep in ieder geval – aardiger. Groepsprocessen kunnen ook hele nare effecten hebben, met name voor diegenen die we niet tot onze groep rekenen. Maar de oplossing dat ieder mens overal bij moet horen, de toekomstvisie van John Lennon in het liedje ‘Imagine’, zou volgens Haidt wel eens zeer negatief kunnen uitpakken. We hebben – zo stelt hij – het groepsproces nodig. Als was het maar omdat we in die groep het voordeel dat we als ‘Homo Puppy’ hebben pas echt goed kunnen gebruiken. De Homo Puppy gedijt het best in een roedel.

Wat hebben het boek en artikel me geleerd? Dat ik mijn oogkleppen wel degelijk kan verruimen. Ik wil en zal me gaan verdiepen in die morele pluraliteit. Vanuit mijn achtergrond en omgeving heb ik veel meer met de onderdelen Eerlijkheid, Zorg en Vrijheid van moraliteit. Loyaliteit is soort van neutraal voor me, Heiligheid is een groot wit vlak en Autoriteit roept bij mij zelfs negatieve associaties op. Ik wil gaan voelen en merken hoe deze onderdelen van waarde zijn voor andere mensen, hoe ze een positieve bijdrage kunnen leven aan het morele kompas van een samenleving.

Daarbij zullen de beelden van de Homo Puppy, die uitblinkt in leren van anderen, en van de berijder met de olifant, die een onmiddellijke maar vluchtige eerste reactie heeft, me bij blijven. De Homo Puppy geeft me het vertrouwen dat we samen verder kunnen komen. Dat goed voorbeeld echt zorgt voor goed volgen. Iets wat we ook zien in de huidige maatschappij. Het is niet alleen maar kommer en kwel, tribalisme en polarisatie. Er is ook een Gilette reclame (zie link hieronder), die laat zien hoe mannen een beter rolmodel kunnen zijn voor hun zoons. Goed voorbeeld doet goed volgen, ook in de praktijk.

Still van de Gillette reclame

En mijn olifant? Die geef ik voortaan wat meer aandacht en ruimte om er te zijn. Zonder me als willoos volgeling van zijn voorkeuren te gedragen. Hij mag de eerste zet doen, maar als ik als bereider genoeg rust neem, kan ik het laatste lachen.

The mirror cracked

Het nieuwe jaar begint bij mij met een nieuw gezichtspunt. Of liever gezegd: het langzame besef dat ik in mijn leven bepaalde gezichtspunten heb genegeerd. Niet uit kwade wil, maar uit een totale onwetendheid.

Het zaadje voor dit langzame besef werd eind vorig jaar al gezaaid. Ik probeer nu de leergang ‘Religion, conflict and peace‘ te volgen bij Harvard online. Ik zeg probeer, want de stof is ongelofelijk zwaar en heftig. Ik doe deze echt langzaamaan in kleine brokjes. De leergang start vanuit godsdienstwetenschap en kijkt naar de verbindende en verwoestende kracht van religie. In een van de eerste weken kwam Galtung’s theorie over intstitutioneel geweld aan de orde. Kort door de bocht zegt die theorie dat een onderdeel van geweldpleging zit in onze structuren en instituties: we marginaliseren het geluid van bepaalde groepen in onze maatschappij, met als gevolg dat deze groepen geen of verminderde toegang hebben tot de voordelen van onze maatschappij. Ook zonder ‘zichtbaar geweld’ tegen bepaalde groeperingen, kan een maatschappij zo gewelddadig zijn.

Het marginaliseren van bepaalde groeperingen is natuurlijk een ‘hot topic’ in de maatschappij vandaag de dag. De gele hesjes en hun demonstraties geven geluid aan de niet-gehoorden: hun woede komt voor uit het gevoel niet mee te doen in de maatschappij.

Het marginaliseren van groepen komt ook heel treffend naar voren in dit filmpje van Joris Luyendijk (kijk het filmpje aub even voor je verder leest, het is maar 2 minuten).

Zoals Joris het treffend stelt: we lachen het weg, maar wij die lachen, wij zijn het probleem. We marginaliseren een hele groep mensen, zetten ze weg als dom. En – zo zegt hij terecht – we lachen niet expres uit gemeenheid! Hij stelt het zelf, hij had ook gelachen als hij zich niet toevallig net lang verdiept had in het verhaal van PVV-stemmers. We doen het uit onwetendheid. We zijn onderdeel van een maatschappij die – om het met Galtung te zeggen – institutioneel geweld pleegt tegen PVV-stemmers.

Heftig om me te beseffen, nog heftiger om op te schrijven. Maar toch is dit het besef dat langzaam bij me opkomt de afgelopen weken: het besef dat we structureel bepaalde groepen níet aan het woord laten. Ik verdiep me momenteel in zwerfjongeren, en wat mij opvalt is dat ik heel veel onderzoek kan vinden en lezen, maar dat ik nauwelijks onderzoek kan vinden dat gebaseerd is op gesprekken met deze jongeren zelf. Onderzoeken zijn gebaseerd op cijfers en feiten of op interviews met hulpverleners. Waarom is me dat eerder nooit opgevallen? Ik heb jaren gewerkt in het jeugddomein. Waarom is me nooit eerder opgevallen dat bij al die onderzoeken naar de effectiviteit van het jeugdbeleid, maar zelden de ervaringen en meningen van jongeren en hun gezinnen centraal gesteld worden?

Neem nu deze TED talk. Hierin beschrijft J. Marschall Shepherd, een meteoroloog, hoe lastig het voor hem is dat mensen niet geloven in de menselijke invloed op klimaatverandering. Zijn TED talk is in de basis precies zo als ik hem had kunnen houden, een paar weken geleden in mijn onderzoek. Hij onderschrijft drie grote biasses:

Deze biasses komen kortweg op het volgende neer: je ziet feiten die corresponderen met jouw overtuiging veel makkelijker (confirmation bias), je denkt dat je meer weet dan je eigenlijk weet (Dunning-Kruger effect) en je voelt stress als je geconfronteerd wordt met ervaringen die jouw overtuigingen/wereldbeeld aantasten (cognitive dissonance). Ik heb hier eerder in mijn blogs over geschreven.

Volgens Shepherd houden deze biasses, gecombineerd met onwetendheid en mis-informatie (vergelijk ook Joris Luyendijk) ons gevangen in onze overtuiging.

Hoe stappen we uit deze gevangenis, volgens Shepherd? We moeten ons bewust worden van onze biasses, we moeten zorgvuldiger onderzoeken waar we onze informatie vandaan halen en tenslotte: we moeten praten over onze ervaringen. Hij staaft dat met een schitterend kort filmpje (op ongeveer 10:30 in de TED talk van Shepherd, link onder de foto gaat naar het juiste moment) waarin een andere Meteoroloog vertelt hoe hij er achter kwam dat hij zichzelf in deze gevangenis vasthield: hoe hij alleen maar wetenschappelijk bewijs zocht (en vond) dat mensen géén invloed hadden op het klimaat. En wat het met hem deed toen hij dit eenmaal door had.

Still van https://youtu.be/LcNvkhS4UYg?t=632de clip waarin Greg Fishel vertelt over zijn ontdekking.

Ik vond het een schitterend filmpje, en was onder de indruk van het idee dat Shepherd poneerde dat we vooral moeten praten over onze ervaringen. Het horen van een werkelijke verandering van inzicht, het daadwerkelijk zichtbaar krijgen van zijn eigen biasses, door iemand die dit over zichzelf vertelde, vind ik superkrachtig. Verhalen vertellen helpt om leerervaringen door te geven.

Maar, en dit is een grote maar, wat ik ontzettend jammer vond aan de TED talk, was de superieuriteit die het praatje uitstraalde. Hoeveel sterker was het verhaal geweest, als Shepherd zijn betoog had geïllustreerd met voorbeelden waarin hij zélf gevangen was in zijn biasses? Waarom het betoog zo opstellen dat het leek alsof alleen klimaatontkenners vastzitten in de gevangenis van onwetenheid en vooroordelen? Was dit weer het lachen in de zaal bij de PVV-stemmer?

Al met al begin ik 2019 met een behoorlijk moment van bezinning. Bezinning over mijn eigen oogkleppen. Bezinning over de realiteit van mijn onderzoek, dat toch wel het doel heeft om ‘de ander’ te veranderen. Deze XKCD geeft redelijk treffend weer hoe ik dit onderzoek ooit starte:

Ik laat het besef langzaam groeien. Kleine stapjes, want dit is best spannend. Ik wil deze maand nog twee belangrijke dingen doen:

1. Voor jullie de ‘Deep Story’ inspreken die staat in het boek Strangers in their own land, het verhaal van de tea party-stemmers uit het diepe zuiden van Amerika. Mijn eerste blik in het verhaal van de gemarginaliseerden.

2. Een blog schrijven over hoe ik denk dat dit besef van marginalisering en institutioneel geweld niet alleen maar ellende is, maar ook een sleutelinzicht geeft in hoe we wél samen in staat gaan zijn om onze wereld mooier te maken. Namelijk door verhalen te vertellen. De kracht van eerlijke, persoonlijke, verhalen, is voor mij steeds duidelijker geworden. Maar daarover meer in een volgend blog.