Sinds afgelopen woensdag, zo rond 21:00, zit mijn tong in de knoop. Net voor de verkiezingsuitslag bekend werd, heb ik mijn eerste twee blogs uit de serie ‘Marian blogt verder’ online gezet en dit via Linkedin ook aan de wereld gemeld. Expres net voor de verkiezingsuitslag, want de buikpijn zat er al. Zoveel kans op nog verdere polarisatie.
Na 21:00 is die buikpijn verhevigd. Ik wist – en als ik eerlijk ben weet – niet zo goed wat ik moet denken of zeggen. Ik weet niet eens meer precies wat ik voel van binnen. In mij lijkt er wel een gevecht aan de gang.
De eerste dagen
Mijn eerste reactie op de uitslag was er een van schok en vastberadenheid. Ik verwerp uitsluiting en racisme. Ik ben boos, dat zoveel mensen zich na woensdag minder thuis, minder veilig voelen in dit land. Dat ze een keer extra moeten nadenken of ze wel met hoofddoek de straat op kunnen, hand in hand kunnen lopen, zichzelf kunnen zijn. Ik wil naast, voor, achter en eigenlijk gewoon rondom een ieder staan die dit nodig heeft om ze het gevoel te geven dat ze er wel bij horen, wel gezien worden. De eerste dagen vulden zich dan ook met gesprekken met diverse mensen over wat de uitslag voor hen betekende, en met samen op de Grote Markt staan en in de storm proberen een kaarsje aan te steken voor solidariteit.
Na de eerste schok
Naarmate de dagen vorderen, merk ik dat de verhalen die ontstaan rond de uitslag , me niet lekker liggen. Het voelt als verdere polarisatie. En ik wil zo graag luisteren, ont-moeten, de-escaleren. Luisteren naar angst en onrust, ook daar waar ik het niet onmiddellijk snap. Niet uitsluiten betekent voor mij ook dat – niet uitsluiten. Ik geloof niet dat ik een kwart van mijn mede-inwoners van dit land kan wegzetten als … (vul maar in). Ik geloof dat daar ook talloze verhalen, emoties en behoeften onder zitten. En dat we alleen maar verder komen als we leren nieuwsgierig te zijn naar juist die verhalen, die op het eerste gezicht niet goed passen bij ons eigen wereldbeeld.
Immers, ons wereldbeeld is opgebouwd uit zoveel elementen, zoveel pijn uit het verleden, zoveel toevallig meegekregen uitgangspunten. Waar je geboren bent, hoe je er uit ziet, waar je naar school ging, waar je woont: al die elementen bepalen een stukje van je wereldbeeld, en niet over al die elementen heb je iets te zeggen.
Vast tussen twee emoties
En dus zit ik klem. In mijn hoofd en mijn hart voelt het of deze twee gevoelens elkaar uit zouden moeten sluiten. Dat ik nu echt moet kiezen, dat het er toe doet. Dat als ik terugkijk naar deze periode er een duidelijke ‘goede’ en ‘foute’ kant van dit verhaal was.
Maar ik zie het niet, ik zie alleen maar heel veel boze, bange en ongeruste mensen die verstrikt zijn in de narratieven die we gemaakt hebben om ons ongemak te begrijpen. En dan heb ik het niet over de politiek, de leiders daar, de programma’s en plannen. Dit is geen politiek blog en dat gaat het ook niet worden. Ik heb het over in mijn straat, op mijn werk, in de buurt en op het plein. Wij, de samenleving, de mensen.
Hoe gaan we verder?
Ik denk dat we taal nodig hebben. Taal die benoemt hoe we ons voelen en wat onze behoeften zijn. Taal die ons helpt om elkaar te ontmoeten, elkaar te horen en te zien. Dat is geen taal met grote woorden als ‘schuld’, ‘probleem’, ‘actie’ en ‘oplossing’. Dat is kleine taal, taal over ik voel, ik zie, ik wil.
Op zoek naar taal voor het gesprek dat ik wil voeren, kom ik de taal uit geweldloze communicatie tegen. Het voelt voor mij als een mooi begin. Er is taal over gevoelens
En er is taal over behoeften
Maar het voelt allemaal nog wel heel erg ‘bedacht’, heel erg ‘analytisch’. Ik denk dat we behoefte hebben aan zachtere woorden, woorden die voelen, zoals het gevoel is dat ze benoemen. Woorden die klinken, zoals de behoefte die erin door klinkt.
Ik denk dat we deze taal samen moeten maken. Momenteel voel ik ‘Sonder’. Dat is – volgens het woordenboek van obsure zorgen – de realisatie dat iedereen een eigen verhaal heeft. En ik denk dat ik ook last heb van Socha. Zoals de uitlegvideo hierover vertelt: er is een optische illusie die ongelofelijk krachtig is, ook al ken je de truc: hoe verder mensen bij je vandaan staan, hoe onkwetsbaarder ze lijken. Socha is dan ook zoiets als ‘de onzichtbaarheid van de kwetsbaarheid van anderen’.
Deze woorden bestaan nu nog niet echt. Maar ze voelen zo precies, zo waar. Het woord Sonder voelt ook zwaar, omdat het niet makkelijk is om om je heen te kijken in je leven en je te beseffen dat iedereen om je heen een eigen verhaal hebt. Ik hou woorden als Sonder en Socha dicht bij me, en laat ze rollen op mijn tong. Ik fluister ze in de wind. En ik deel ze nu met jou.
Laten we samen woorden vinden die voelen wat we willen zeggen, wat we willen horen, wat we samen willen zien.