Ja, en toen schreef ik een blog over tribalisme, de week voor de intocht van Sint. Om vervolgens op het journaal beelden te zien van mensen die demonstranten bekogelen met eieren. Die intimiderend en agressief hun ongenoegen tegen de demonstranten uiten. Het recht van de sterkste – klassiek tribalisme – in actie.
Ik kan er natuurlijk voor kiezen om er niet over te schrijven. Zou wel het veiligst zijn. Toen afgelopen weekend op de scouting (waar ik vrijwilliger ben) een andere ouder mij vroeg of mijn onderzoek ook een oplossing opleverde voor het Zwarte Piet-debat, antwoorde ik nog gekscherend: Ik begin denk ik eerst met iets simpelers, Wereldvrede ofzo.
Maar goed, om veilig te zijn ben ik dit onderzoek of dit blog niet begonnen. En dus voelt het tijd om een persoonlijk verhaal met jullie te delen. Het verhaal van de verandering van mening die jaren geleden het zaadje was, waar dit onderzoek nu uit is voorgekomen. Mijn verandering van mening over Zwarte Piet.
Het verhaal speelt een aantal jaar terug, in 2012. Ik had rond oktober-november bezoek in huis uit Amerika. Een zangeres die daar woonde, kwam een Europese tour doen. Geheel in stijl met de huidige en toenmalige ‘crowdfunding-gekte’ was de tour volledig door fans mogelijk gemaakt. Met geld, maar vooral ook met hulp. Zoals een slaapplaats bieden en een huiskamerconcert organiseren.
Ze sliep bij mijn ouders (ons huis is er wat krap voor, en mijn ouders waren zo aardig om hun logeerkamer ter beschikking te stellen) en wij organiseerden in onze huiskamer een concert. Het waren hele bijzondere dagen. Omdat de zangeres in Amsterdam was geland vanuit Amerika, had ze een paar extra dagen ingebouwd om de jetlag uit te laten razen. Zodoende hadden we echt tijd om elkaar te leren kennen (vier jaar later zijn we met het hele gezin naar haar bruiloft in Amerika gegaan, maar dat is een ander verhaal).
Het was op één van die stille avonden dat we, met een glaasje limoncello in de hand, het kregen over bijzondere regionale en landelijke gebruiken. We hadden het over Luilak, Sint Maarten en natuurlijk ook over Sinterklaas.
Het was toen ik vertelde over deze laatste kindervriend, die met zijn Zwarte Pieten uit Spanje kwam, dat ik merkte dat mijn bezoekster zich minder en minder op haar gemak voelde. Ik vertelde vrolijk en trots door, want ik was trots op het kinderfeest dat ik typeerde als ‘minder commercieel danKerst’.
Toen ik tenslotte toch aan haar vroeg waarom ze van slag was, vertelde ze mij over de Amerikaanse – ondertussen vanwege de racistische kenmerken afgeschafte – traditie van ‘blackfaces’. Zwart geschminkte acteurs die in toneelstukken karikaturen neerzetten van Afro-Amerikaanse mensen. Deze manier van acteren komt uit de tijd dat in Amerika nog segregatie plaats vond. Sinds de invoering van de gelijke rechten, wordt het acteren met blackfaces als racistisch bestempeld.
Vanwege deze – voor onze Europese begrippen nog vrij recente – geschiedenis in Amerika, vond mijn bezoekster Zwarte Piet echt zeer racistisch. Iets waar ik erg van schrok, maar mij ook met volkomen onbegrip vulde: dit was niet bedoeld om slaven weer te geven. Dit waren kindervrienden in een kinderfeest. Ik snapte dat haar Amerikaanse geschiedenis haar tot dit soort standpunten bracht, maar ze snapte de culturele verschillen niet. Dit was anders. Dit was niet naar, dit was leuk!
Het was een zware avond. Niet omdat we van mening verschilden. Dat konden we op meerdere vlakken vrij goed 😉 Maar omdat onze meningen zo dicht tegen onze gevoelens zaten. Gevoelens van trots en van vreugde aan mijn kant, gevoelens van schaamte en afkeer aan haar kant. Stevige, overspoelende, belangrijke gevoelens. Gevoelens die het moeilijk maakten om de ander nog te begrijpen, om dat überhaupt nog te willen proberen.
Het gesprek met mijn bezoekster uit Amerika heeft lang in mijn hoofd, in mijn hart, en in mijn onderbuik rondgeklotst. Vanuit volledige afwijzing van haar gezichtspunt, groeide langzaam aan respect en begrip. Nog altijd was het vanuit mijn gezichtspunt niet racistisch, dit kinderfeest. Maar steeds duidelijker ging ik zien dat mijn gezichtspunt niet het enige mogelijke, of zelfs maar enige legitieme gezichtspunt is. Wanneer is iets racistisch? Als ík het racistisch vind? Of als ik merk dat anderen – die vanuit andere gezichtspunten naar dezelfde gebeurtenis kijken – iets racistisch vinden? Steeds meer ging ik voelen dat het niet alleen uitmaakt hoe ik naar deze zaak keek. Wat minstens net zo veel uitmaakte, is dat er een groep mensen was die zich door Zwarte Piet racistisch benaderd voelde. Hun gezichtspunt had ik genegeerd, en dat kon ik niet langer blijven doen.
De reden dat ik het zo moeilijk vond om dit nieuwe gezichtspunt, deze nieuwe meetlat, te accepteren, was de angst dat ik vanuit dat nieuwe gezichtspunt nu ook een racist was. Ik. De links-alternatieve hippe moeder die biologisch kookt en veel goede doelen steunt. Ik was toch geen racist?Dat kon niet! Het rotgevoel dat deze ‘clash’ tussen mijn vroegere gezichtspunten mijn nieuwe gezichtspunt opleverde, maakte dat ik het liefst mijn kop in het zand stopte en niet meer aan de hele kwestie wilde denken.
Uiteindelijk is de kwestie ‘ben ik een racist’ bij mij vorig jaar op Oerol uiteindelijk door George en Eran geslecht (ook een ander verhaal, maar als het je lukt, ga dan kijken naar de voorstelling ‘George en Eran worden racisten’): Ik ben namelijk geen racist. En tegelijkertijd soms ook wel. Of liever gezegd, soms doe ik racistisch. Niet expres, niet omdat ik gemeen ben, maar wel: omdat ik niet beter weet. Of omdat ik te moe word van het uitzoeken hoe ik het beter moet gaan weten.
En dus sta ik nu hier. Ik ben nog altijd Marian. Een vrouw op zoek naar hoe ze van mening kan veranderen. Een vrouw die gelooft dat Zwarte Piet zich moet aanpassen aan deze tijd, om te voorkomen dat we mensen kwetsen. Die gelooft dat een traditie zich altijd aanpast aan de tijd. Die het nu moeilijk vindt om een superzwarte Zwarte Piet te zien, zonder te denken ‘jeetje, vond ik dit ooit níet racistisch?’ Een vrouw die kortom op dit onderwerp, van mening en van gevoel is veranderd.
Tegelijkertijd herinner ik me nog de pijn. De pijn van het kijken naar mijn jeugdherinneringen vanuit deze nieuwe bril. De enorme pijn die het me deed dat ik oprecht iets vond en voelde, dat mij blijkbaar in de ogen van anderen een racist maakte. De pijn om iets genoemd te worden, dat ik nooit heb willen zijn. Om vervolgens te ontdekken dat – om het met George en Eran te zeggen – ieder mens soms wel racistisch denkt. Ik dus ook.
Misschien is dat waarom ik me stil gehouden heb in dit debat. Begrip voor beide ‘kampen’ (want ja, zo ver is het gekomen, we praten over kampen), is een recept voor ellende over je heen krijgen van twee kanten. Als ik de internettrollen niet over me heen wil hebben, doe ik er dus goed aan dit blog niet te plaatsen.
Daarbij komt nog dat ik geen antwoord heb, geen makkelijke oplossing. Want ook al wordt Piet een Roet Piet, of een Regenboog Piet: het echte gesprek, het gesprek over ons onbewuste tribale gedrag, het denken in ‘wij-zij’ en in ‘eigen groep en vreemdelingen’, is een lastig, langdurig en taai gesprek.
Het is een lange tocht op weg naar een begrip dat de vreemde waar we recht tegenover staan, meer op ons lijkt dan ons lief is. Pas als we net zo hard in de spiegel durven te kijken, als in de richting van de ander, komen we voorbij de tribale aspecten van deze ‘strijd’. Bij deze mijn eerste stap, mijn blik in de spiegel…