De eerste strofe tekst die ik echt uit mijn hoofd leerde. Vanwege de mooie woorden, die op dat moment nog niet zoveel betekenden voor me. Het klonk gewoon zo vreselijk mooi:
Whether ’tis nobler in the mind to suffer
The slings and arrows of outrageous fortune,
Or to take arms against a sea of troubles,
And by opposing, end them.
Hamlet twijfelt hier. Moet hij doorleven, of zelfmoord plegen? Hij twijfelt zeer rationeel: in een lange monoloog gaat hij stelselmatig voor- en nadelen af van de dood. Ik hou van Hamlet. Ik hou van zijn twijfel, van zijn bereidheid (al dan niet uit vrije wil) om altijd zaken van meerdere kanten te bekijken. Wreek ik mijn vader, die toch ook geen lieverdje was? Is moord een goed antwoord op moord? Deze twijfel maakt van Hamlet een bijzondere ‘held’ uit een verhaal. Hij is niet (nou ja, soms opeens maar meestal niet) van de impulsieve actie. Hij is geen superheld, hij is gewoon een prins die niet weet wat hij moet doen.
De tegenstelling tussen ratio en emotie, tussen ‘impulsief handelen’ en ‘rustig contempleren’ geeft woorden aan hoe we nadenken over emoties en rede. Onze emoties geven kleur aan het leven. Vroege filosofen als John Stuart Mill stelden dat genot ons hoogst haalbare goed is. Maximaliseren van het genot is volgens Mill een goede grondregel om een samenleving op in te stellen. Sinds Mill zijn we hier wel een beetje van teruggekomen: de hele Verlichting is te zien als een poging van filosofen en wetenschappers om rede en denken op te leggen als grondvesten van de samenleving. Zoals Descartes zegt: Cogita ergo Sum: ik denk dus ik besta.
De wedstrijd tussen emotie en rede is er eentje van alle eeuwen en hij is nog lang niet beslecht. Zeker niet nu neurologen en pshychologen als Joshua Greene en Jonathan Haidt het onderscheid tussen emotie en rede steeds meer ter discussie stellen. Steeds vaker wordt emotie gezien als een andere vorm van denken (zie ook vorige blog). Het verschil tussen emotie en rede zit dan ook niet – zo stellen zij – in de plaats in je lijf waar het gemaakt wordt, maar in de snelheid waarmee ze werken en de energie die ze kosten om te produceren. Emotie is snel en goedkoop, denken is traag en duur. Emoties zijn onze geautomatiseerde denkpatronen. Niet minder of meer rationeel vaak dan de trage, kostbare gedachten die we rede noemen. Maar wel automatisch, snel en dus inflexibel. En om die reden zijn er nog steeds mensen die ons graag van onze emotionele reacties afhouden. Immers: ze zijn niet zo stuurbaar! Ik voel vaak al, voordat ik weet dat ik voel.
Hoe om te gaan met zulke snelle en inflexibele patronen in ons hoofd? Volgens Ruben Mersch (Oogklepdenken, Van mening verschillen, Waarom iedereen altijd gelijk heeft) en Joshua Greene (Moral tribes), moeten we de automatische setting voorbij, willen we de problemen van de huidige samenleving kunnen overbruggen. We moeten onze emoties zien en gebruiken, maar er niet blind op varen. We moeten – zo stellen ze beiden in andere woorden – onze ingebouwde automatische setting ontregelen. We moeten onze eigen ingebouwde patronen aan de kaak stellen, en ter discussie stellen. Dat kunnen we niet zelf, want onze emoties zitten ons in de weg. Maar gelukkig voor ons, zijn we niet alleen. Dus roepen ze op tot een ‘community roast’: we moeten toe naar een samenleving waarin we elkaars ideeën bekritiseren. Want we mogen dan niet goed zijn in het herkennen van ‘de balk in ons eigen oog’, we zijn allemaal prima in staat om ‘de splinter in het oog van de ander’ te zien en te benoemen.
Ik moet eerlijk zeggen, ik weet het nog niet. Ik heb met veel plezier de boeken van Mersch en Greene gelezen en word er vrolijk van dat ze niet alleen een analyse geven van hoe lastig het is, maar ook een actieplan presenteren om het beter te maken. Maar tegelijkertijd: hoe laat ik mijn diepste overtuigingen ‘roasten’? Hoe vind ik een veilige ruimte, vooral in mijzelf, om mijn waarheid ter discussie te stellen? Wie mag dat doen? Wie niet? Voordat ik mij openstel om mijn diepste overtuigingen aan te bieden voor een stevige fileerpartij, heb ik nog wel een weg te gaan.
Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Ik ben tegen de doodstraf. Ik voel dit standpunt, deze overtuiging, tot in het diepst van mijn botten. Ik kan je een heel rationeel verhaal vertellen over waarom ik het standpunt heb. Iets met type 1 en type 2 fouten enzo. Het is een mooi, wetenschappelijk klinkend en rationeel verhaal. Helaas is het tegelijkertijd totale onzin. Want zelfs als jij al mijn argumenten onderuit zou kunnen halen in een goed gesprek, zou ik tegen je zeggen: maar ik vind het doden van een ander mensen gewoon fout. Dit is een emotionele reactie, een automatische rem in mijn lijf op het schaden van anderen. Zelfs als ik weet dat deze automatische setting van mijn emoties me op onredelijke gronden probeert weg te houden van een redelijk gesprek over het onderwerp doodstraf, helpt dat niet: mijn lijf blokkeert en ik denk in het diepst van mijn hart: en toch is het fout en slecht.
Volgens Greene en Mersch zijn er methoden om deze emotionele reactie voorbij te komen. Feiten, wetenschap, nieuwsgierigheid en de acceptatie van twijfel zijn daarbij belangrijk. Ik hoop dat ze gelijk hebben. Tegelijkertijd twijfel ik (of twijfelen in ieder geval mijn automatische blokkades, mijn emoties). En om die reden ga ik volgende week proberen te beargumenteren waarom we onze emoties helemaal niet voorbij moeten proberen te komen, omdat ze onze beste raadgever zijn 🙂