Ken je die moppen? Een rabbi en een pastoor kwamen een bar binnen? Het resultaat is altijd een vorm van begripsverwarring of spraakverwarring. En het is meestal best grappig. De laatste weken spoken er steeds meer grappen in mijn hoofd rond die op die bargrappen lijken. Ze gaan over Waarheid en Juistheid, en zijn meestal net zo vol van verwarring. Maar ik lach als een boer met kiespijn. Want Waarheid en Juistheid zijn voor mij pilaren van mijn bestaan. Ik ga er van uit dat ik weet wat waar is, en dat ik het juiste doe. Bakens in mijn opvoeding, leefregels op weg naar volwassenheid. Zoek naar waarheid en handel juist. Met Waarheid en Juistheid valt dus voor mij heel slecht te spotten. En toch kom ik er steeds meer achter dat er serieuze problemen zijn met deze bakens uit mijn jeugd. Volgende week zoek ik uit hoe het zit met Juistheid, vandaag leg ik Waarheid onder de loep.
De eerste barst in het pantser van Waarheid kwam op de universiteit. Ik studeerde technische natuurkunde. We hadden het over elektriciteit en magnetisme, en over massa en snelheid. We deden proefjes en berekeningen en voelden ons machtig. Totdat een van mijn docenten, in een les over licht en reflectie geloof ik, ons vroeg of de tafel waaraan we zaten, er ook zou staan als we er niet naar keken.
En nee, het was geen filosofische discussie. Het gesprek ging over licht, over weerkaatsing, over het bewijzen dat moleculen (en de nog kleinere elementen van moleculen) bestaan. Het technische bewijs daarvoor verkrijgen we via botsingen. In Zwitserland, bij CERN, botsen we deeltjes met grote snelheden tegen elkaar aan om te zien wat er is. Mooie techniek. Maar, zei de docent: als je iets alleen maar kan zien door er iets anders tegen aan te botsen, bestaat het dan ook zonder die botsing?
Ik weet nog steeds niet of de tafel waaraan ik nu tiep er ook is, als ik niet in mijn kantoor ben. Ik houd mij vast aan de gedachte dat alles gewoon blijft staan, ook als ik lunchen ben. Dat mijn wereld echt is, wat ik zie en aanraak.
Maar ja: als ik met mijn hond buiten wandel, lopen we allebei wel in een totaal andere wereld. De mijne is vol kleuren en vormen, de zijne vol geuren en geluiden. Wie heeft gelijk? Welke wereld is waar? Wetenschappers stellen vast dat we in onze eerste levensjaren heel druk bezig zijn om de input die onze ogen en oren ons geven, te snappen. We maken plaatjes in ons hoofd die zo goed mogelijk passen bij de input die we zien. Maar op een gegeven moment is ons brein hier ‘klaar’ mee, en de rest van je leven moet je het doen met de interpretaties die je op dat moment hebt. Een mooie anekdote om dit te illustreren: ik ben opgegroeid in het centrum van Haarlem, en op mijn 3everhuisde ons gezin naar een buitenwijk met gras en vijver. Als ik een eend zag, daar bij ons nieuwe huis, noemde ik die eend een duif. En als we naar de stad gingen voor boodschappen, en mijn zusje zag een duif, dan noemde ze dat een eend.
Waarheid, zo lijkt het, is iets wat we bouwen in ons hoofd. We gebruiken de input die de wereld ons geeft, maar we interpreteren die wel. Zoals Multatuli al zei: ‘Misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet.’ Je ogen houden je voor de gek, en als je je ogen eenmaal gebruikt hebt, doen je hersenen de rest. Met alle sluipweggetjes die we al besproken hebben, zoals de confirmation bias en cognitieve dissonantie. We zien niet wat we denken te zien, we maken een waarheid. En als we die waarheid eenmaal gebouwd hebben, zien we vervolgens alleen maar die dingen, die onze waarheid bevestigen.
In het boek ‘Heretics’ van Will Storr beschrijft de auteur heel veel voorbeelden van onze waarheidsvervorming. Gerenommeerde wetenschappers die feiten wegwuiven op semantische of detailistische argumenten, omdat ze het niet eens zijn met de inhoud van de feiten. Twee verschillende mensen die naar hetzelfde object kijken, maar iets anders zien. Het meest memorabele (zei het afschuwelijke) voorbeeld hiervan in het boek komt als de auteur undercover mee is met een reis van holocaust-ontkenners. Ze staan in Auswitz bij de gaskamer, en de reisleider laat zien dat de deur van deze kamer gewoon een handvat heeft aan de binnenkant. Bewijs dat dit geen echte gaskamer is. De auteur kijkt naar dezelfde deur, en ziet de sloten die aan de buitenkant van de deur zitten. Ze kijken allebei naar dezelfde deur, maar hun ogen registreren andere elementen.
Dit stukje uit het boek is gruwelijk en verkillend om te lezen, vooral ook omdat ik geen inkijk wíl hebben in het hoofd van een holocaust-ontkenner. Zo iemand moet gewoon heel slecht geïnformeerd zijn, heel dom, of heel slecht (vrij naar Kathryn Schulz over waarom we denken dat andere mensen het fout hebben). Storr laat me de mogelijkheid zien, dat de waarheid complexer is, dan ik in mijn hart kan accepteren.
Waarheid, het is een essentieel onderdeel van onze maatschappij. En tegelijkertijd iets totaal ongrijpbaars. Zoals ze in dit artikel over narratieve journalistiek schrijven bij Follow The Money: het gevaar van verhalen vertellen die de waarheid moeten overbrengen, is dat een verhaal helemaal moet kloppen. Er mogen geen tegenstrijdigheden in zitten, geen witte vlekken. Een verhaal loopt pas lekker, als het je helemaal meeneemt, erin zuigt. Dat doe je niet door continue jezelf tegen te spreken. Dat doe je door een meeslepende en kloppende verhaallijn op te bouwen.
Hoe contra-intuïtief ook, hier haal ik mijn belangrijkste les uit: pas op voor verhalen, voor waarheden, die helemaal kloppen. Pas op voor mensen die het zeker weten. De aanwezigheid van tegenstellingen, twijfel en onduidelijkheid in een verhaal of in een mening, is een goede indicatie van zijn waarheid. Want echte waarheid? Die is altijd complexer dan we denken.