‘Nou, jij draagt ook je hart op je tong! Jij bent echt een gevoelsmens zeg!’ Dit soort opmerkingen hoor ik vaak. De woorden ‘te veel’ zeggen ze er niet bij, maar dat denken ze soms wel.
Emoties tonen wordt vaak gezien als een zwaktebod. Zeker in een professionele setting. Tegelijkertijd is de stelling te verdedigen dat ‘gelukkig zijn’ een van de alles overkoepelende menselijke ambities is. Een gelukkig leven leiden, dat wil iedereen wel. Hoe kan het dat we op emoties aan de ene kant zo neerkijken, terwijl we er aan de andere kant een groot deel van ons leven aan wijden om ze na te streven?
In mijn komende blog wil ik drie vragen beantwoorden die hier mee te maken hebben:
- Wat zijn emoties?
- Zijn emoties slechter dan rede? Of is het juist andersom?
- Hoe laten we emotie en rede goed samenwerken?
Voor vandaag: wat zijn emoties eigenlijk? Want hoewel we allemaal een gevoel hebben bij het woord (haha), is het nog niet zo makkelijk om te definiëren wat een emotie is. Sommigen zeggen dat emoties uit je hart komen, of uit je onderbuik. Anderen stellen (al dan niet cynisch) dat al ons gedrag, dus ook ons emoties, wordt aangestuurd door onze hersenen. Emoties zijn dus eigenlijk hetzelfde als rede, maar dan op de automatische piloot.
Toch is dat niet het hele antwoord, want die automatische piloot in mijn hoofd zorgt ook dat ik blijf ademen. En dat ik slik, knipper en allemaal andere automatische functies blijf uitvoeren. Onzichtbaar, onmerkbaar, maar ook – zo merken we als iets het even niet meer doet – onmisbaar. Maar hoe onmisbaar ook, die automatische functies van ons hoofd zijn geen emoties, terwijl we wel kunnen stellen dat emoties automatische functies zijn van ons hoofd. Wat maakt emoties dan speciaal en anders?
De beste definitie is (volgens Joshua Green in het boek Moral Tribes): emoties zijn automatische functies die ons tot actie aansporen. Klinkt nog steeds bijzonder klinisch en weinig ‘emotioneel’ he? Maar als je er even op kauwt, lijkt het een eind in de goede richting te komen. Neem nu angst. Een emotie die onmiddellijk oproept tot een ‘vlucht of verstijf’ actie. Of verliefdheid. Of woede. Allemaal automatische functies van ons brein, en ze roepen allemaal in meer of mindere mate op tot actie.
De combinatie van automatische functie en actie wordt goed zichtbaar als je ziet hoe ons lijf reageert op een aantal emoties. Zie deze still uit de course ‘Empathy and Emotional Intelligence at Work‘ van BerkleyX (via EdX).
Emoties zijn automatische functies van onze hersenen die tot actie oproepen. Maar waarom? Hoe komt het dat we ze hebben? Hebben ze een doel? Of hadden ze in ieder geval een helder doel toen we ze bedacht hebben? Volgens Joshua Greene, de bedenker van de hierboven genoemde definitie, hebben emoties een zeer duidelijk doel: ze faciliteren de overgang van ‘ik’ naar ‘wij’. De mens is als soort uniek in zijn capaciteit tot samenwerken. Wij kunnen als soort de ‘tragedy of the commons’ – een klassiek dilemma uit de sociologie – overkomen. Dat kunnen andere diersoorten niet of veel slechter.
Wat is de ‘tragedy of the commons’ dan, en hoe helpen emoties daarbij? De tragedy is een klassieke samenwerkingscasus: in een dorp is een groot weiland. Daar kunnen koeien gehouden worden. Iedere bewoner mag daar zijn of haar koeien laten grazen, het weiland is een gemeenschappelijk stuk land. Hoe zorgt het dorp ervoor dat het veld niet te vol komt met koeien en al het gras opgegeten wordt?
Deze tragedy is een belangrijke basis voor veel samenwerkingstheorieën. De rol van emoties bij al deze theorieën is volgens Greene dat emoties een hele snelle manier zijn om de regels van de samenwerkingstheorieën uit te voeren. Denk aan angst of woede als je een vreemdeling ziet, die zijn koe uitlaat op jullie terrein. Denk aan de genegenheid die je als gemeenschap opbouwt, waardoor je sneller geneigd bent om als individu niet stiekem te veel koeien op het weiland te gaan houden. Emoties zijn hele snelle en effectieve manieren om een groep samen te laten werken.
Wat nu het lastige is van die emoties, is dat om dat te doen, ze een enorme voorkeur hebben voor ‘wij’. Dat wil zeggen: we lezen emoties veel makkelijker bij mensen die op ons lijken, dan bij mensen die niet op ons lijken. Sterker nog: onze ‘alerte’ emoties (achterdocht, wantrouwen) worden sneller getriggerd door mensen met kenmerken waarmee ze zich zichtbaar onderscheiden van de groep waar we bij horen. Denk aan mensen met een voetbaltenue van de ‘tegenstander’. Of denk aan hoe alert je bent als je ‘s avonds op straat bij het rondje met de hond iemand tegenkomt die je niet herkent, tegenover hoe je je voelt als je de buurman tegenkomt. Deze reacties, deze emoties, gaan instinctief en automatisch. Om een ‘wij’ te creëren, groepsgevoel te maken, hadden onze emoties een ‘zij’ nodig. Een tegenpartij. Een antagonist.
De vraag is wat de implicatie is van deze uitgebreide definitie van emoties. Zijn emoties onze redding of onze ondergang? Zijn ze datgene wat ons tot goede samenwerkende mensen maakt of maken ze wantrouwende racisten van ons? Moeten we onze emoties onderdrukken ten faveure van onze ratio? Of moeten we onze instincten juist omarmen?
Volgende blog ga ik dieper in op deze vervolgvragen.