Altijd gelijk hebben7 min read

De afgelopen maanden in mijn onderzoek, heb ik stapels boeken verzameld. Een deel op mijn e-reader, maar ik kwam er achter dat ik het toch het fijnst vond om papieren boeken te verslinden. En zo liggen er op mijn bureau stapels ‘echte’ boeken. Sommige al gelezen, sommige nog te wachten op (her)lezing.

Een van die boeken was een boek met de prachtige titel ‘How to make good decisions and be right all the time‘. Dit boek stond voor afgelopen week ‘op de rol’ – ik probeer minstens één boek per week van de linker ‘nog te lezen’ stapel naar de rechter ‘al bestudeerd’ stapel te krijgen. Ik had er zin in om het te gaan lezen, omdat ik, zeker ook gezien mijn blog van vorige week over moraal, behoorlijk op zoek ben naar de grijstinten en helderheid rondom dit onderwerp. Moraal boeit me enorm.

Ik had verwacht dat de titel ironisch was. Immers: alles wat ik tot nog toe gelezen had, had me gesterkt in de mening die ik vorige week in mijn blog uitte: moraal is vol grijstinten en het is bij morele meningsverschillen vrij lastig om een bepaald gezichtspunt ‘beter’ te vinden dan het andere gezichtspunt. Altijd gelijk hebben dus, zoals het boek beloofd, leek mij een utopie (ook een mooi boek trouwens, moet maar eens op de ‘nog te (her)lezen’ stapel).

Kaart van Tomas More’s imaginaire land ‘Utopia’.

Grappig genoeg bleek al lezen heel snel dat de auteur het NIET ironisch bedoelt. Hij is daadwerkelijk op zoek naar ‘ware moraal’. Zoals de schrijver Iain King beargumenteert, hebben we in de natuurkunde met revolutie van Newton (je weet wel, die appel die op zijn hoofd viel) een zekerheid gevonden die aanlokkelijk is. Sinds Newton kennen we de wetten van de zwaartekracht, van de tijd en de ruimte (ja ik weet het, mijn natuurkundige hart ging hier al in de weerstand en ik bleef ‘en Einstein dan?!’ roepen naar het boek’). En dat geeft ons zekerheid.

De filosofie, en zeker de morele filosofie, had zo’n Newtoniaanse revolutie nodig, stelt King. Om dit duidelijk te maken, start hij het boek met een drietal vrij klassieke morele dilemma’s. Ik zal er hier eentje beschrijven:
Sven woont in een land waar een dictator de baas is. Het is wreed regime dat overeind gehouden wordt door de berucht meedogenloze politie. Hij krijgt een baan aangeboden bij deze poltiemacht. Sven haat het regime, maar hij weet dat als hij de baan niet neemt, dat Erik de baan zal krijgen. Erik is een persoon die geniet van het doen van nare dingen. Moet Sven de baan aannemen en zo helpen het wrede regime overeind te houden? Of moet hij Erik de baan laten nemen, wetende dat Erik heel hard zal gaan werken voor deze politie en dat Erik de politie nog meedogenlozer zal maken?

Om vast te stellen dat er een juist antwoord is op dit dilemma, besteedt hij 230 pagina’s aan het stelselmatig poneren en ‘bewijzen’ van een universele morele theorie. Ik zet bewijzen tussen aanhalingstekens, want ja, ik was niet overtuigd. Als King Sherlock Holmes van stal haalt om morele theorieën te bewijzen, word ik wat ongemakkelijk (‘het is een imaginair persoon King!!!’ Ik bleef schreeuwen naar dat boek). Als de auteur ‘bewijst’ dat het doel van het leven het genereren van waarde is, door te stellen dat de argumentatie weliswaar geen rekening houdt met de mogelijkheid dat het leven helemaal geen (of geen helder te formuleren) doel heeft, maar dat in dat geval de hele redenering zinloos is, dus dat dat stukje net zo goed buiten beschouwing gelaten kan worden, word ik wanhopig. Het boek staat vol met cirkelredeneringen, post hoc propter hoc stellingen en meer onzinnige stelregels. ‘Bewijzen’ wordt bij King meer een soort ‘doodgooien met stellingen’. Ik was niet overtuigd (zoals jullie merken).

Maar goed, ik dacht bij mezelf: weet je, hoe hij er ook aan komt, misschien ben ik te streng. Misschien lees ik het als een wetenschappelijk boek waaruit alle noten en bronvermeldingen toevallig zijn weggevallen. Maar moet ik het meer lezen als een praktisch zelf-hulp boek. Laten we zien waar hij mee komt, wellicht kan ik zijn richtlijnen over hoe goede beslissingen te maken, nog best gebruiken.

King eindigt met 20 richtlijnen voor het maken van goede beslissingen. Op zich klinken de meeste nog niet eens zo naar. Bijvoorbeeld: ‘Heb empathie, en wees trouw aan je verplichtingen’, of ‘Help anderen met nederigheid en wees dankbaar voor de hulp die je krijgt’. Allemaal vrij standaard morele teksten, die je ook historisch gezien in zelfhulp boeken en religieuze teksten tegen komt. Sommige anderen geven me echter wel kippenvel: ‘Communiceer zodanig dat mensen handelen op een manier is die optimaal is voor de reële omstandigheden’ bijvoorbeeld. Of ‘Laat mensen zelf kiezen, behalve als je hun belangen beter weet dan zijzelf’.

Maar de ‘proof of the pudding’ zogezegd komt als we weer terug zijn bij Sven. Want King heeft uiteindelijk een antwoord voor deze man in dit vrij dramatische dilemma. ‘Nu weten we’, schrijft King, ‘dat Sven de baan WEL moet aannemen. Het zou egoïstische ijdelheid zijn om te weigeren zijn handen vuil te maken. En terwijl hij iets slechts doet om te voorkomen dat andere mensen nog slechtere dingen doen, moet hij zijn grotere doel voor ogen houden: het omver werpen van het wrede regime’.

King gaat verder met een voor mij nog verbazingwekkendere zin, dan voorgaande advies: ‘ Wat speciaal is aan dit advies, is dat het meer is dan advies. Dit is het Juiste Antwoord (hoofdletters van de schrijver). Het is geen kwestie van mening, het is de waarheid.’

Wow… Toen ik daar was viel ik even stil. Ik twijfelde eraan om het boek uit het raam te gooien. En toen besefte ik me: dit boek is voor mij het beste bewijs van de noodzaak van mijn onderzoek. Mensen die niet zoeken naar twijfel, naar niet weten, lopen uiteindelijk altijd (of in ieder geval heel vaak) dit soort fuiken in. Een redenering die logisch lijkt aan het begin, leidt als je hem rigide en monomaan uitvoert, bijna altijd tot een onzinnige, excessieve of in ieder geval twijfelachtige uitkomst. Er is geen waarheid. Hoofdletters ten spijt…

Dit boek blijft dan ook op mijn stapel. Wellicht wel op een ereplek. Omdat het voor mij een belangrijk punt in mijn onderzoek markeert. Gisteren – het boek was net uit – heb ik mijn eerste overleg gehad met een collega om alles wat we weten over twijfel, van mening veranderen, niet weten, morele waarheden en de invloed van je emotionele olifant, om te gaan zetten in trainingen. Een training ‘comfortabel niet weten’. Een training ‘interdisciplinair werken vereist interdisciplinair kijken’. Een dialoog training voor middelbare scholen, ter vervanging van de huidige debat training. En zo hebben we nog wel 10 andere ideeën.

Overigens hebben we gisteren onszelf wel beloofd, dat als iemand het niet eens is met onze ideeën voor trainingen, of het anders wil, dat we dan ten alle tijden de rust en ruimte pakken om te zeggen: O ja? Wat interessant! Vertel ons jouw idee! Niet weten is vooral ook practise what you preach. Een training bouwen die gebaseerd is op dat uitgangspunt, is wellicht een uitdaging 😉 Maar daar gaan we voor!